•
Bevestig de tweede bodemplaat aan de achterste
bodemplaat met behulp van de zeskant tapbouten
(fig. 4.22O), de waaierveerringen (fig. 4.22P) en de
moeren (fig. 4.22Q).
•
Ga voorts te werk zoals hierboven beschreven. Werk
zo stelselmatig naar de deuropening toe.
Na montage van de vier bodemplaten (en aansluiting
van de kabels) kunnen de deuren op de cellen worden
teruggeplaatst.
4.8
Terugplaatsen van de deur
Voor het terugplaatsen van de deur moet de lastscheidingsschakelaar in de
stand OPEN en de aardingsschakelaar in de stand GESLOTEN staan. Zie
"Bediening".
•
Controleer zorgvuldig of zich nog gereedschappen
of bevestigingsmaterialen in het kabelcompartiment
bevinden.
•
Controleer alle aansluitingen.
•
Plaats de deur (fig. 4.23B) van het
kabelcompartiment:
• Pak de deur met beide handen aan het handvat
(fig. 4.23D) beet.
• Plaats de deur voorzichtig in de steunpunten.
• Druk de deur naar beneden.
•
Vergrendel de deur met behulp van een degelijk
hangslot (fig. 4.23C) aan de vergrendellip (fig.
4.23A).
De sleutels mogen uitsluitend worden bewaard door een speciaal daarvoor
aangewezen, bevoegde operator.
4-22
Fout! Geen tekst met opgegeven opmaakprofiel in document.
NL010601