2.8.3 Meting van capaciteit en tan δ
LET OP
Omdat C
normaal gesproken relatief klein is, moet
2
het testcontact nooit in een open-circuit zijn als de
bus op spanning wordt gezet. Dit moet altijd geaard
zijn of zijn verbonden met een externe impedantie.
De bus mag niet door een verbinding worden
kapotgemaakt.
Controleer, als er niet wordt gemeten, altijd of de
dopmoer goed is aangedraaid en de pakking op zijn
plaats zit. Zo wordt voorkomen dat er water en stof in
het testcontact komt.
Na het monteren wordt een capaciteitsmeting aanbevolen.
Verbind een meetbrug tussen de buitenste contactklem
en het testcontact. Dit is mogelijk zonder de bus van de
transformator te verwijderen, omdat de bus is voorzien van
een geïsoleerd testcontact, zie fig. 9. Nadere details kunnen
worden gevonden in
productinformatie 2750 515-142, "Bus
diagnostiek en conditionering"
5
4
Fig. 9. Testcontact 2769 531-B
1. Afdekplaat 2749 528-B met O-ring 2152 484-2
2. Bus 2769 529-A
3. Persmoer 2749 526-1
4. Pakking (O-ring) 2152 484-1 (22,1 x 1,6)
5. Kabel 1685 004-2
.
3
1
2
Als de transformator niet-onder spanning staat en
de buitenste contactklem is losgekoppeld, kan het
testcontact worden verwijderd. De meetapparatuur kan
worden aangesloten op het testcontact en de bron van
de meetspanning op de contactklem.
De capaciteiten C
, tussen de buitenste contactklem en het
1
testcontact en C
, tussen het testcontact en de flens, worden
2
aangegeven op de typeplaat. De nominale capaciteiten C
de verschillende typen bussen staan vermeld in tabel 2. C
in hoge mate afhankelijk van de omringende onderdelen in de
transformator en het is niet mogelijk een nominale waarde te
geven die geldig is voor alle bedrijfsomstandigheden.
Tabel 2. Nominale capaciteiten in pF
(productietoleranties voor C
± 10%).
1
GSA-OO Ruimte voor CT =
0/100
C
1
73
184
123
149
145
218
170
252
245
212
2.8.4 Controle van doorstroomweerstand
De meetmethode voor de doorstroomweerstand hangt af
van het ontwerp van de transformator. Over het algemeen
wordt er een stroom toegepast van bus op bus. Het
spanningsverlies wordt gemeten van buitenste contactklem
tot buitenste contactklem. De weerstand wordt berekend
met behulp van de wet van Ohm, U = R.I. (U: Gemeten
spanningsverlies. I: Doorstroom. R: Totale weerstand circuit).
De totale doorstroomweerstand is de som van de
transformatorwinding, de kabelweerstand, de busgeleider
en de contactweerstand. De aanvullende weerstand van de
busgeleider mag niet meer zijn dan 1.Ω ... 100 mΩ. Omdat de
doorstroomweerstand van de HV winding van een typische
stroomtransformator ergens tussen 0,1 .. 1 Ω ligt, is dit
een zeer ruwe methode die alleen gebruikt kan worden om
zeer grote storingen in het stroompad op te sporen, zoals
onderbrekingen.
Minder-dan-perfecte contacten kunnen alleen worden
opgespoord aan de hand van een gevoelige meting op ieder
aansluitpunt of door de temperatuurstijging tijdens bedrijf te
meten met een IR gevoelige camera (thermovision).
2750 515-138 nl, Rev. 5 | Installatie- en onderhoudshandleiding GSA-OO 13
Ruimte voor CT =
Ruimte voor CT =
300
500/600
C
C
1
1
426
594
273
361
302
395
333
415
278
375
van
1
is
2