Touch Sense
Wanneer de Touch Sense-optie is ingeschakeld, kan de
bediener de draad aanvoeren totdat deze het werkstuk
raakt. Wanneer er contact is gemaakt, wordt de draad
stilgezet en wordt de fluxhopper (indien gebruikt)
geactiveerd om de draad met flux te bedekken en het
fluxtoevoersysteem te vullen. De fluxhopper blijft actief
totdat de knop Aanvoer voorruit wordt losgelaten.
WAARSCHUWING
Als de Touch Sense wordt ingeschakeld, is de
stroombronuitvoer
ingeschakeld
Aanvoer voorruit is ingedrukt. Raak geen enkel deel van
het lascircuit aan tijdens het langzaam omlaag bewegen.
Is de Touch Sense-optie uitgeschakeld, dan is de draad
"koud" tijdens het vooruit bewegen. Deze stopt niet
wanneer deze het werkstuk aanraakt en de fluxhopper
wordt niet actief.
Vergrendelen/beveiliging
De MAXsa™ 10 kan worden geconfigureerd om te
voorkomen dat de bediener de geselecteerde
bedieningselementen van de gebruikersinterface
verandert. De lasser kan standaard de lasmodus, alle
relevante golfbesturingen en alle relevante start- en
eindopties veranderen.
Wanneer de optie is vergrendeld, kan de waarde nog
steeds worden bewaakt. Als de start- en eindopties
bijvoorbeeld zijn vergrendeld, kan de lasser nog steeds
op de rechterknop van het modusselectiepaneel drukken
en de waarde bekijken die is ingesteld voor de starttijd.
Als de lasser probeert de waarde te wijzigen, verschijnt
kort het volgende bericht op het modusselectiepaneel:
"MSP Option is LOCKED".
De vergrendelfuncties zijn alleen beschikbaar via
het gebruik van de Weld Manager.
Een las maken
Wanneer de noodzakelijke parameters zijn ingesteld
en de gewenste lasmodus is geselecteerd:
Druk op de startknop om met lassen te beginnen.
Het lampje van de gerealiseerde boog gaat knipperen
als de draad wordt aangevoerd naar het werkstuk om
aan te geven dat OVC aanwezig is. Zet de knop op ON
wanneer de boog brandt.
Als de startparameters zijn ingesteld, zullen deze voor
de opgegeven tijd van kracht zijn waarna de
lasmodiparameters weer zullen gelden.
De twee bovenste displays geven tijdens de voortgang
van het lasproces de werkelijke parameters aan.
Als de BEWEGINGSFUNCTIE is geselecteerd, wordt
er bewogen zoals beschreven in de instelling van
parameter P.12.
Druk op de stopknop om het lasproces te beëindigen.
Als de eindparameters zijn ingesteld, zullen deze
gedurende de opgegeven tijd van kracht zijn.
Nederlands
zolang
de
knop
23
Als de BEWEGINGSFUNCTIE is geselecteerd, wordt de
beweging stilgezet zoals beschreven in de instelling van
parameter P.12.
Het lampje BOOG TOT STAND GEBRACHT gaat uit
wanneer de stroombron is uitgeschakeld (na Burnback).
De displays keren terug naar de niet-actieve status ter
voorbereiding op het lassen
1.
LAMPJE BOOG TOT STAND GEBRACHT
2.
STARTKNOP
3.
STOPKNOP
Afbeelding: Een las maken
De geheugenoptie gebruiken
De MAXsa™ 10 heeft acht beschikbare
geheugenlocaties voor het opslaan van procedurele
informatie. Elke locatie slaat de volgende informatie op:
•
Lasmodus
•
Ampèrage (of draadaanvoersnelheid)
•
Spanning
•
Frequentie
•
Balans
•
Gelijkstroomafwijking
•
Boogstartopties
•
Boogeindopties
Een naam aan een opgeslagen
procedure geven
Procedures die zijn opgeslagen in het geheugen kunnen
een naam krijgen die de gebruiker eenvoudig herkent,
zoals "Root Pass"' "Fill Pass" of "Cap Pass'. Net als bij
de vergrendelingsoptie is deze optie alleen beschikbaar
als u Weld Manager gebruikt.
Lassen met meerdere procedures
De MAXsa 10™-controller kan snel laswijzigingen
aanbrengen met meerdere lasprocedures door het
geheugenpaneel te gebruiken. Tijdens het lassen kan
elke geheugenlocatie worden geopend en kunnen de
parameters die in die geheugenlocatie zijn opgeslagen
worden veranderd.
OPMERKING: Dit is alleen mogelijk met
geheugenlocaties die dezelfde lasmodus hebben.
Nederlands