2.
Algemene veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften voor de gebruiker
2.1
Het blazenzetapparaat werd ontworpen en gebouwd, rekening houdend met een risicobeoordeling en de van
toepassing zijnde geharmoniseerde normen en technische specificaties. Het toestel voldoet daarmee aan de
stand van de techniek en waarborgt daarmee de maximale veiligheid, zolang er gewerkt wordt conform de
gebruikshandleiding en de instructies opgevolgd worden.
Deze zekerheid kan in de praktijk alleen bereikt worden als alle benodigde maatregelen worden genomen.
Het is de plicht van de gebruiker om de maatregelen in te plannen en de uitvoering hiervan te controleren.
De gebruiker moet ervoor zorgen dat:
het blazenzetapparaat alleen gebruikt wordt waarvoor het bedoeld is (zie hoofdstuk productbeschrijving
-
1,1 pagina 3).
-
het blazenzetapparaat alleen in perfect werkende staat gebruikt wordt.
-
de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen voor het personeel (uitvoering, onderhoud & reparatie)
beschikbaar zijn en gebruikt worden.
-
de gebruikshandleiding in goede staat verkeert, leesbaar en compleet op locatie aanwezig is
-
alleen bevoegd personeel met de juiste opleiding zich bezig houdt met het bedienen, onderhouden en
repareren van het blazenzetapparaat.
het personeel regelmatig scholing krijgt voor wat betreft de arbeidsveiligheid en milieubescherming.
-
De gebruiker dient er in het bijzonder voor te zorgen dat:
-
in een risico-evaluatie de overige risico's worden beschreven die kunnen voortvloeien uit de specifieke
omstandigheden op de plaats waar het blazenzetapparaat ingezet wordt.
in een gebruikshandleiding alle aanvullende instructies en veiligheidsvoorschriften samengevat worden,
-
die voorvloeien uit de risico-evaluatie van de werkplek en het blazenzetapparaat.
er een plan klaar ligt voor noodgevallen, dat bij falen van apparatuur of menselijke fout, direct ingezet kan
-
worden om de mogelijke gevaren te verminderen. Dit kan bijvoorbeeld d.m.v. afsluiters die de leiding
kunnen afsluiten in noodgevallen.
2.2 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
2.2.1 Algemene veiligheidsvoorschriften
2.2.1.1
Houd uw werkomgeving schoon. Een rommelige werkomgeving leidt tot ongelukken.
2.2.1.2
onbevoegden uit de buurt van het werkgebied.
2.2.1.3
Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen. Draag geschikte werkkleding. Draag geen loszittende
kleding of sieraden. Ze kunnen verstrikt raken in bewegende delen. Het gebruik van
handschoenen en stevige schoenen met stalen neuzen wordt aanbevolen.
2.2.1.4
Gebruik, bij het inzetten van pneumatische aandrijving, voor bescherming van de ogen een
veiligheidsbril
2.2.1.5
Vermijd rare houdingen. Zorg dat u stevig staat en uw evenwicht behoudt.
2.2.1.6
Onderhoud het toestel zorgvuldig. Houd het toestel schoon en de boren en de frezen scherp. Om
beter en veiliger te kunnen werken, volg de onderhoudsinstructies en gebruikshandleiding over het
verwisselen van het gereedschap.
2.2.1.7
Wees alert. Wees voorzichtig met wat u doet. Gebruik uw gezond verstand tijdens het werk.
Gebruik het blazenzetapparaat niet, indien u afgeleid bent.
2.2.1.8
Controleer het blazenzetapparaat op eventuele beschadigingen. Alvorens het blazenzetapparaat
te gebruiken, moeten beschadigde onderdelen zorgvuldig onderzocht worden op conditie en
functioneren. Controleer of de bewegende delen goed functioneren en niet klemmen en/of
beschadigd zijn. Alle onderdelen moeten correct gemonteerd zijn en voldoen aan alle
voorwaarden om de goede werking van het blazenzetapparaat te garanderen.
Handleiding BZA-4-G1-NL 20201013
P a g i n a
| 6