Controlelampjes op de besturingsinterface en de interface voor
afstandsbediening:
Werking tijdens hoofddisplay (niet in menu)
Controlelampjes digitale
Interface voor
besturing
afstandsbediening
Controlelampje
P
(groen)
Controlelampje
F
(oranje)
Controlelampje
G
(oranje)
Controlelampje
H
(rood)
Controlelampje
L
(oranje)
Controlelampje
M
(oranje)
Controlelampje
&
(oranje)
Controlelampje
é
(oranje)
Als u een parametergroep of parameter selecteert, worden
verschillende controlelampjes die betrekking hebben op de
parametergroep of parameter weergegeven.
Voorbeeld: de controlelampjes F en G worden weergegeven als
u een parametergroep of parameters direct selecteert.
Afwijking bij het aflezen van de temperatuur: ±1°C.
LET OP
Het numerieke scherm kan minder goed leesbaar zijn
bij direct zonlicht.
Directe en gebruikersparameters
De digitale besturing is uitgerust met directe en gebruikers-
parameters. De directe parameters zijn belangrijk voor het dagelijks
gebruik van de unit, bijvoorbeeld om de temperatuurinstelling te
wijzigen of eigenlijke werkingsinformatie op te vragen. De
gebruikersparameters daarentegen bieden meer geavanceerde
functies zoals het wijzigen van de tijdvertraging.
Elke parameter is bepaald door een code en een waarde. De
parameter voor het selecteren van lokale of aan/uit-afstands-
besturing bijvoorbeeld heeft code h07 en waarde 1 of 0.
Zie
"Overzicht van de directe en gebruikersparameters" op pagina 13
voor een overzicht van de parameters.
Bediening van de units
Dit hoofdstuk biedt informatie voor het alledaags gebruik van de
units. Hier vindt u informatie over routinehandelingen zoals:
■
"Inschakelen van de unit" op pagina 10
unit" op pagina
11,
■
"Wijzigen van de koeltemperatuur" op pagina
■
"Raadplegen van huidige werkingsinformatie" op pagina
■
"Terugstellen van een alarm" op pagina
■
"Terugstellen van een waarschuwing" op pagina
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Hoofddisplay
Z
Waterinlaattemperatuur.
F
Niet actief.
G
Geeft aan dat de unit koelt.
Geeft aan dat het alarm
Y
in werking is.
Geeft de status van
L
de pomp aan.
Controlelampje, geeft aan
M
dat minstens één
compressor in werking is.
Controlelampje brandt,
geeft aan dat compressor 1
in werking is.
&
Controlelampje knippert,
geeft aan dat er voor
compressor 1 een
opstartverzoek is.
é
Niet actief.
en
"Uitschakelen van de
11,
11,
11,
12.
Inschakelen van de unit
Ga als volgt te werk om de unit in de stand koelen in te schakelen:
1
Druk
ongeveer
5
seconden
controlelampje G wordt weergegeven.
Vervolgens wordt er een initialisatiecyclus gestart en zal het
controlelampje L, het controlelampje M en het controlelampje &
gaan branden naargelang de geprogrammeerde thermostaatfunctie.
Als het controlelampje & knippert, geeft dit aan dat er een
opstartverzoek is voor compressor 1. De compressor start op als de
timer nul heeft bereikt.
LET OP
Zie
"Selecteren van lokale of aan/uit-afstands-
besturing" op pagina 14
is ingeschakeld.
2
Als u de unit voor het eerst opstart of als de unit voor langere tijd
niet is gebruikt neemt u best de volgende controlelijst door.
Draaien van de condensorventilator
Deze controle moet alleen voor de EUWAC8+10-units worden
uitgevoerd.
Zodra de compressor en de condensorventilator beginnen
werken, schakelt u de unit uit om ze te stoppen (raadpleeg
"Uitschakelen van de unit" op pagina
draairichting wanneer de ventilatoren langzamer draaien. De
richting is aangegeven met een pijl op de ventilatorbehuizing.
Raadpleeg uw verdeler van Daikin-producten wanneer ze in de
omgekeerde richting draaien.
Abnormaal geluid of trillingen
Zorg ervoor dat de unit geen abnormaal geluid of trillingen
voortbrengt: controleer de bevestigingen en de leidingen. Als de
compressor een abnormaal geluid voortbrengt kan dit ook het
gevolg zijn van een teveel aan koelmiddel.
Bedrijfsdruk
Het is belangrijk de hoge en lage druk van het koelcircuit te
controleren om te verzekeren dat de unit naar behoren
functioneert en het nominaal afgegeven vermogen wordt
bereikt.
Ter informatie: de gemiddelde verzadigingstemperatuur van
R407C in verhouding tot het af te lezen drukniveau vindt u in
"Bijlage I" op pagina
21.
De gemeten drukniveaus zullen schommelen tussen een
minimum- en een maximumwaarde, afhankelijk van de
temperatuur van het water en de omgeving (op het
moment van de meting).
Koelen
Minimum
(
–5°C)
(LW 4°C)
Lage druk
3 bar
Hoge druk
7 bar
buitentemperatuur
LW wateruitlaattemperatuur
LET OP
De onderste serviceplaat moet gemonteerd zijn
wanneer u de druk meet. Anders wordt het koelmiddel
in de condensor minder afgekoeld, waardoor lage- en
hogedrukwaarden stijgen.
op
de
D-toets,
als aan/uit-afstandsbesturing
11). Controleer de
Nominaal
Maximum
(
35°C)
(
38°C)
(LW 7°C)
(LW 20°C)
4 bar
6,5 bar
21 bar
24 bar
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
het
10