11.4. Aansluiten van stroom- en transmissiekabels
Voer de stroomkabel (inclusief de aardingskabel) doorheen de
voedingsuitlaatpoort aan de voorkant, zijkant of achterkant van
de buitenunit.
Voer de transmissiekabels doorheen de kabeluitlaatpoort of de
leidingsuitlaatpoort, of maak een gat in de voorkant, de zijkant of
de achterkant van de buitenunit.
A
Naar de achterkant
B
Naar de zijkant
C
Naar de voorkant
1
Voedingsklemmenstrook (X1M)
2
Besturingsbedrading tussen units
3
Stroomkabel met aardingskabel. (Houd voldoende afstand tussen
de stroomkabel en de besturingsbedrading).
4
Klem (lokale levering)
5
Afsluiter montageplaat
6
Stroomkabel
7
Aardingskabel (geel/groen)
8
Bevestig de besturingsbedrading met de klem
9
Besturingsklemmenstrook (X2M)
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de breekplaten
Het uitslaan van een breekplaat gebeurt met een hamer.
Na het uitslaan van de breekplaten brengt u best wat reparatieverf
aan op de randen en omgeving om roestvorming te voorkomen.
Verwijder eventuele bramen van de uitbreekopeningen en
omwikkel de bedrading met beschermtape om beschadiging ervan
bij het doorvoeren te voorkomen.
Stop de uitbreekgaten dicht met verpakkingsmateriaal (ter
plaatse klaarmaken) als de mogelijkheid bestaat dat kleine
dieren via de gaten binnendringen in het systeem.
1
2
1
Uitbreekgat
2
Braam
3
Verpakkingsmateriaal
Gebruik een stroomdraadleiding voor de voedings-
draden.
Zorg ervoor dat buiten de unit de laagspannings-
draden (nl. die voor afstandsbediening, tussen de
units enz.) en de hoogspanningsdraden niet dichtbij
elkaar lopen, d.w.z. ten minste 50 mm van elkaar
verwijderd. Als ze te dicht bij elkaar liggen, kan
interferentie, storingen en breuk ontstaan.
Sluit de voedingskabel aan op de voedingsklemmen-
strook en klem deze vast zoals beschreven in
"11.4. Aansluiten van stroom- en transmissiekabels"
op pagina
13.
Bedrading tussen de units moet worden bevestigd
zoals beschreven in
transmissiekabels" op pagina
Bevestig de bedrading met klemmen zodat ze de
leidingen niet raakt.
Zorg
ervoor
elektriciteitsdoos niet boven de structuur uitsteken,
en sluit de afdekplaat stevig.
Montagehandleiding
13
(Zie afbeelding
9).
3
"11.4. Aansluiten van stroom- en
13.
dat
de
bedrading
en
11.5. Normen voor het voedingscircuit en de kabels
Er moet een voedingscircuit (zie onderstaande tabel) worden voorzien
voor aansluiting van de unit. Dit circuit moet worden beveiligd met
behulp van de benodigde beveiligingen, met name een hoofd-
schakelaar,
een
aardlekschakelaar.
Fase en frequentie
Spanning
Aanbevolen lokale zekering
Minimaal opgenomen
vermogen in het circuit
(*)
(MCA)
Doorsnede transmissiekabels
(†)
Draadtype
(*) De opgegeven waarden zijn maximumwaarden.
(†) Alleen voor beveiligde leidingen. H07RN-F gebruiken als geen beveiligde
leidingen worden gebruikt.
Kies
LET OP
desbetreffende lokale en nationale voorschriften.
De draaddikte moet in overeenstemming zijn met de
geldende plaatselijke en nationale voorschriften.
De specificaties voor de lokale bedrading,
netsnoer en aftakkingen zijn in overeenstemming
met IEC60245.
Wanneer u de stroomkabel op de voedingsklemmenstrook
aansluit, moet u de kabel goed bevestigen zoals afgebeeld in
afbeelding
9.
Controleer na het uitvoeren van de elektriciteit of elk
elektrisch onderdeel en elke klem in de elektriciteitskast
goed is bevestigd.
Apparatuur conform met EN/IEC 61000-3-12
de
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is aan-
gesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom
>16 A en ≤75 A per fase.
trage
zekering
op
elke
ERQ100~140
1~ 50 Hz
220-240 V
32 A
27
0,75~1,25 mm
H05VV
de
voedingskabel
op
(1)
.
Condensorunit met inverter
4PW51321-1B – 2018.04
fase
en
een
2
basis
van
de
ERQ100~140A7V1B