8.
O
PSPOREN EN VERHELPEN VAN
STORINGEN
In dit onderdeel wordt nuttige informatie gegeven over het opsporen
en oplossen van bepaalde storingen die in de unit kunnen
voorkomen.
8.1. Algemene richtlijnen
Voer altijd eerst een grondige visuele controle uit van de unit en zoek
naar voor de hand liggende gebreken zoals losse aansluitingen of
foute bedrading vooraleer te beginnen met de procedure voor het
opsporen en verhelpen van storingen.
Neem dit hoofdstuk zorgvuldig door vooraleer uw Daikin-verdeler te
raadplegen. Het zal u tijd en geld besparen.
Schakel steeds de voeding van de unit uit vooraleer u de
schakelkast van de unit controleert.
Als een beveiliging in werking is getreden dient u eerst na te gaan
waarom de beveiliging in werking is getreden vooraleer deze terug te
stellen. De beveiligingen mogen onder geen beding worden
overbrugd of op een andere waarde worden ingesteld dan deze van
de fabrieksinstelling. Neem contact op met uw Daikin-verdeler als u
de oorzaak van de storing niet kunt vinden.
8.2. Algemene symptomen
Symptoom 1: De unit is ingeschakeld (
verwarmt of koelt niet zoals het hoort
M
OGELIJKE OORZAKEN
De temperatuurinstelling is niet
correct.
Er is te weinig waterstroming.
Het watervolume in de installatie is
te laag.
EWAQ+EWYQ005~007ADVP
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en bedrijfsklare
omkeerbare lucht-water warmtepompen
4PW71884-1 – 10.2011
o
LED brandt) maar de unit
W
AT TE DOEN
Controleer de instelling van de
controller.
• Controleer of alle afsluiters van
het watercircuit helemaal
openstaan.
• Controleer of het waterfilter moet
gereinigd worden.
• Controleer of er geen lucht in het
systeem zit (ontlucht).
• Controleer op de manometer of er
voldoende waterdruk is. De
waterdruk moet >0,3 bar (water is
koud) bedragen, >> 0,3 bar (water
is warm).
• Controleer of de pompsnelheid in
de hoogste stand staat (III).
• Controleer of het expansievat niet
defect is.
• Controleer of de weerstand in het
watercircuit niet te hoog is voor de
pomp (zie
"6.3. Pompsnelheid
instellen" op pagina
11).
Controleer of het watervolume in de
installatie boven de minimaal
vereiste waarde ligt (zie
"5.6.2. Controle van het
watervolume en de voordruk in het
expansievat" op pagina
6).
Symptoom 2: De pomp maakt lawaai (cavitatie)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Er zit lucht in het systeem.
De waterdruk aan de pompinlaat is
te laag.
Symptoom 3: Waterdrukveiligheidsklep gaat open
M
OGELIJKE OORZAKEN
Het expansievat is defect.
Het watervolume in de installatie is
te hoog.
Symptoom 4: De waterdrukveiligheidsklep lekt
M
OGELIJKE OORZAKEN
De uitlaat van de
waterdrukveiligheidsklep is
geblokkeerd door vuil.
W
AT TE DOEN
Ontlucht het systeem.
• Controleer op de manometer of er
voldoende waterdruk is. De
waterdruk moet >0,3 bar (water is
koud) bedragen, >> 0,3 bar (water
is warm).
• Controleer of de manometer niet
defect is.
• Controleer of het expansievat niet
defect is.
• Controleer of de voordruk van het
expansievat correct is ingesteld
(zie
"5.6.3. Voordruk van het
expansievat instellen" op
pagina
6).
W
AT TE DOEN
Vervang het expansievat.
Controleer of het watervolume in de
installatie onder de maximaal
toegelaten waarde ligt (zie
"5.6.2. Controle van het
watervolume en de voordruk in het
expansievat" op pagina
6).
W
AT TE DOEN
Controleer de goede werking van de
drukveiligheidsklep door de rode
knop op de klep linksom te draaien:
• Hoort u geen klakkend geluid,
neem dan contact op met uw
plaatselijke Daikin-verdeler.
• Als het water uit de unit blijft
vloeien, dient u de afsluiters van
zowel de waterinlaat als -uitlaat
eerst te sluiten en dan contact met
uw plaatselijke Daikin-verdeler op
te nemen.
Montagehandleiding
15