5.6.6.
Initieel opstarten bij lage omgevings-
temperaturen
LET OP
De belasting bij het opstarten moet zoveel mogelijk
worden beperkt om ervoor te zorgen dat de unit zo
snel mogelijk binnen het werkingsbereik werkt
(watertemperatuur >30°C). Dit kan bijvoorbeeld door
de ventilatoren van de ventilator-convectoren uit te
schakelen tot het water een temperatuur van 30°C
heeft bereikt.
5.7. Water vullen
1
Sluit de watertoevoer aan op de aftap- en vulkranen (zie
"4.2. Hoofdcomponenten" op pagina
2
Vul met water totdat de manometer een druk aangeeft van ca.
2,0 bar. Verwijder zoveel mogelijk lucht uit het circuit met behulp
van de ontluchtingskleppen.
■
LET OP
Tijdens het vullen van het systeem kan wellicht
niet alle lucht eruit worden verwijderd. De
resterende lucht wordt verwijderd via de auto-
matische ontluchtingskleppen tijdens de eerste
werkingsuren van het systeem. Achteraf kan extra
water moeten worden bijgevuld.
■
De waterdruk op de manometer varieert volgens
de watertemperatuur. (hogere druk bij hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter altijd boven 0,3 bar
blijven om het binnendringen van lucht in het
circuit te voorkomen.
■
Een teveel aan water kan door de unit via de
drukveiligheidsklep worden afgevoerd.
5.8. Isoleren van de leidingen
Het buiten- en binnengedeelte van het watercircuit moeten worden
geïsoleerd om condensvorming tijdens het koelen en een
verminderde koel- en verwarmingscapaciteit te voorkomen.
5.9. Lokale bedrading
■
Alle lokale bedradingen die de unit binnenkomen,
moeten dubbel geïsoleerd worden (voorbeeld: H07RN-F
of H07V-draad in een isolatiemof).
■
De bedrading ter plaatse en de montage van de
componenten moeten worden uitgevoerd door een
erkend elektricien en in overeenstemming zijn met de
geldende Europese en nationale reglementeringen.
■
De bedrading ter plaatse moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met het bedradingsschema dat met
de unit is meegeleverd en met de onderstaande
instructies.
■
Gebruik een afzonderlijke voeding. Deel dus nooit
een voeding met een ander toestel.
■
Zorg voor een aarding. Aard het toestel niet op een
nutsleiding, een spanningsbeveiliging of een telefoon-
aarding.
Onvolledige
schokken veroorzaken.
■
Installeer een aardlekschakelaar. Deze unit bevat een
inverter, m.a.w. er moet een aardlekschakelaar wor-
den gebruikt die geschikt is voor elektrische ruis met
hoge frequenties, om storingen aan de aardlek-
schakelaar zelf te voorkomen.
■
Gebruik een alpolige schakelaar met een contact-
scheiding van minstens 3 mm in alle polen.
Montagehandleiding
8
3).
aarding
kan
elektrische
5.9.1.
Interne bedrading - Tabel met onderdelen
Raadpleeg het intern elektrisch schema dat met de unit is mee-
geleverd (binnenkant bovenpaneel unit). De gebruikte afkortingen
hebben de volgende betekenis.
Toegankelijke schakelkast
A1P.........................Hoofdprintplaat
A2P.........................Printplaat digitale controller (binnen)
E5H ........................Verwarmingslint (alleen modellen met
verwarmingslint (optie OP10))
E6H ........................Lokaal geleverd verwarmingslint (alleen
modellen met verwarmingslint (optie OP10))
FU1.........................Zekering 3,15 A T 250 V
FU2.........................Zekering 5 A 250 V (alleen modellen met
verwarmingslint (optie OP10))
K1M ........................Relais (alleen modellen met verwarmingslint
(optie OP10))
M1P ........................Pomp
Q1DI .......................Aardlekschakelaar
R1T.........................Thermistor warmtewisselaar uitlaatwater
R3T.........................Thermistor koelmiddelzijde
R4T.........................Thermistor inlaatwater
S1L .........................Debietschakelaar
S1M ........................Hoofdschakelaar
SS2.........................DIP-schakelaar
TR1.........................Transformator 24 V voor printplaat
X10A, X15A............Connector
X17A~X20A............Connector
X1A, X2A................Connector
X4A, X5A................Connector
X7A, X8A................Connector
X3M ........................Klemmenstrook
Niet-toegankelijke schakelkast
AC1, AC2................Connector
E1, E2.....................Connector
FU1.........................Zekering 30 A 250 V
FU2, FU3................Zekering 3,15 A 250 V
HR1, HR2 ...............Connector
L .............................Stroomvoerend
L1R.........................Reactievat
LED A .....................Controlelampje
M1C........................Compressormotor
M1F ........................Ventilatormotor
MRC/W...................Magneetrelais
MRM10,MRM20 .....Magneetrelais
N.............................Spanningsvrij
PCB1,2 ...................Printplaat
PM1 ........................Voedingsmodule
Q1L.........................Overbelastingsbeveiliging
R1T~R3T................Thermistor
S2~S102 ................Connector
SA2.........................Overspanningsbeveiliging
SHEET METAL.......Klemmenstrook vaste plaat
SW1........................Gedwongen werkingsschakelaar
SW4........................Lokale instelschakelaar
U, V, W, X11A .........Connector
V2,V3,V5,V6,V11 ...Varistor
X1M, X2M...............Klemmenstrook
Y1E.........................Spoel elektronische expansieklep
Y1R ........................Spoel elektromagnetische omkeerklep
Z1C~Z4C................Ferrietkern
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en bedrijfsklare
EWAQ+EWYQ005~007ADVP
omkeerbare lucht-water warmtepompen
4PW71884-1 – 10.2011