Opnamestanden
Selecteer een opnamestand die bij het onderwerp past.
De functieknop
Om een opnamestand te selecteren, draait u aan de functieknop en zet u
het pictogram van de gewenste opnamestand tegenover het merkteken dat
naast de functieknop is aangebracht.
M (SCÈNEHERKENNING): een "richten
en fotograferen" stand waarbij de camera
automatisch wordt ingesteld voor de
scène (P 18).
B (AUTO): een eenvoudige "richten-en-
fotograferen" stand, speciaal voor begin-
nende gebruikers van digitale camera's
(P 25).
Adv. (GEAVANCEERD): gesofisticeerde tech-
nieken worden eenvoudig (P 25).
24
P, S, A, M: selecteren voor volledige con-
trole over de instellingen van de camera,
inclusief diafragma (M en A) en/of sluiter-
tijd (M en S) (P 32).
C (AANGEPAST): om opgeslagen instellin-
gen voor de opnamestanden P, S, A, en
M weer op te roepen (P 35).
N (BEWEGEND PANORAMA): neem een
reeks foto's en combineer ze om een pa-
norama te maken (P 30).
SP (ONDERWERPPROGRAMMA): kies een
stand die bij het onderwerp of de om-
standigheden past, en de camera doet
de rest (P 29).