4.7.3 Dynamisch reliëfcontrast
Zet beide schakelaars in de 45°-positie.
• De kleppen zijn op 45° gezet. Er ontstaat een
spleetvormige belichting. Door een lichte kan-
teling van de afbuigspiegel (8.3) kan de spleet
over het complete gezichtsveld worden ver-
schoven en kan snel tussen positieve en nega-
tieve reliëfweergave worden gewisseld. Dank-
zij dit dynamische effect kunnen fasestructuren
eenvoudig van amplitudestructuren worden
onderscheiden.
1
2
Afb. 10 Schakelaarstanden voor controle van het doorvallend licht
1 Schakelaarstand bij doorvallend licht: beide kleppen zijn geopend
2 Schakelaarstand bij positief reliëfcontrast, gemiddeld
3 Schakelaarstand bij positief reliëfcontrast, hoog
4 Schakelaarstand bij negatief reliëfcontrast, gemiddeld
5 Schakelaarstand bij negatief reliëfcontrast, hoog
6 Schakelaarstand bij contrastverhoging zonder reliëfcontrast
7 Schakelaarstand bij contrastverhoging zonder reliëfcontrast, afbuigspiegel gekanteld
8 Schakelaarstand bij contrastverhoging zonder reliëfcontrast, afbuigspiegel gekanteld
4.7.4 Beperkingen
De reliëfmethoden bieden goede resultaten vanaf
het zoommidden tot aan sterke vergrotingen en
met de objectieven 1×, 1.6× en 2×. In de onderste
zoomhelft en bij tere objecten kan het voorkomen
dat het objectveld niet homogeen is verlicht. Wij
raden aan de doorvallend-lichtbasis met objectie-
ven vanaf 1× en hoger te gebruiken en niet met
objectieven met een grote brandpuntsafstand.
3
4
Doorvallend-lichtbases TL RC™ en TL RCI™ – Bediening
5
6
7
8
15