1
2
3
4
5
7
8
9
11
12
13
Afb.5
Hoofdbedieningspaneel
Afb.6
Bedieningspaneel extra uit-
rusting
Instrumenten en bedieningsorganen
Bedieningspaneel, rechts
Bedieningspaneel, functies
1
Rijsnelheid, hoog
2
Rijsnelheid, laag
3
Waarschuwing overbelasting
Waarschuwing overbelasting in- of uitschakelen. Als het sys-
teem actief is, brandt er een controlelampje op het instrumen-
tenpaneel. Zie het hoofdstuk "Hijsen".
6
4
Werklampen
5
Zwaailamp (extra uitrusting)
10
6
Bevestiging uitrusting (extra uitrusting)
Bevestiging uitrusting open of dicht. Deze sleutel moet samen
met sleutel 11 worden gebruikt. Zie het hoofdstuk "Graven,
enz.".
14
7
Heavy Mode (Zware modus)
De graafmachine gebruikt de instelling voor zware werkzaam-
heden. Zie het hoofdstuk "Graven, enz.".
8
Fine Mode (Fijne modus)
De graafmachine gebruikt de instelling voor precisiewerk. De
motor draait met een lager toerental, waardoor de machine
minder lawaai maakt en minder brandstof verbruikt. Zie het
hoofdstuk "Graven, enz.".
9
Customer Mode (handmatige bediening)
De graafmachine gebruikt de afzonderlijke instellingen van de
machinist. Met de Set-toets kan de machinist het motortoe-
rental en de hydraulische stroming naar eigen voorkeur
instellen. Zie het hoofdstuk "Graven, enz.".
10 Set (bevestigen)
Bevestiging instellingen en weergave display-schermen.
11 Bevestiging uitrusting (extra uitrusting)
Bevestiging uitrusting open of dicht. Deze sleutel moet samen
met sleutel 6 worden gebruikt. Zie het hoofdstuk "Graven,
enz.".
12 Intervalschakeling ruitenwissers
13 Voorruitwisser
14 Voorruitsproeier
Bedieningspaneel extra uitrusting, rechts
1
Ruitenwissers onder
2
Extra uitrusting
3
Extra uitrusting
4
Automatische motortoerentalreductie
35