Een locatie selecteren
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie
rond het apparaat. Zorg ervoor dat u kleppen en papierladen gemakkelijk
kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlak bij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
Vrije ruimte rond de printer
• Voorkant: 482,6 mm (voldoende ruimte zodat de papierlade verwijderd
kan worden)
• Achterkant: 100 mm (voldoende ventilatieruimte)
• Rechts: 100 mm (voldoende ventilatieruimte)
• Links: 100 mm (voldoende ventilatieruimte)
Tip
Als u de printer verplaatst, mag u hem niet ondersteboven of op
zijn kant leggen. De binnenzijde van de printer kan verontreinigd
zijn door tonerpoeder waardoor er schade aan uw printer kan
ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet
meer dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk
beïnvloeden.
Een testpagina afdrukken
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop Enter ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk die afhankelijk
is van de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke
hoogte het apparaat wordt gebruikt.
0
1
Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2
Klik op het menu Start van Windows.
3
Klik op Hulpprogramma Printerinstellingen.
4
Klik op Instellingen > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste
waarde in de keuzelijst en klik op Toepassen.
1.5
<Inleiding>
Waarde
Hoog 3
1
Hoog 2
2
Hoog 1
3
Normaal