Breng de connector op de draadloze netwerkinterfacekaart op een
3
lijn met de connector op het moederbord. Duw de kaart stevig in de
connector op het moederbord tot de kaart volledig en stevig op
haar plaats zit.
Plaats de klep van het moederbord terug.
4
Steek het netsnoer in en zet de printer aan.
5
Opmerking
U kunt de netwerkparameters ook configureren via het
bedieningspaneel. Zie de volgende kolom.
1
2
connector
1
draadloze-
2
netwerkinterfacekaa
rt
De parameters voor het draadloze
netwerk configureren
Nadat u de draadloze-netwerkinterfacekaart hebt geïnstalleerd, moet u
de juiste netwerkparameters configureren om de printer in een draadloos
netwerk te kunnen gebruiken. Dit kunt u zowel doen via het bedieningspaneel
als via de SyncThru Web Service, een geïntegreerde printerwebsite. In dit
gedeelte leest u de basisinformatie over de parameters van het 802.11b/g
netwerk die via het bedieningspaneel kunnen worden geconfigureerd.
De basisnetwerkinstellingen configureren
U kunt de basisinstellingen van het draadloze netwerk configureren,
zoals SSID, de werkingsmodus en kanalen. De basisinstellingen haalt u
op door een draadloos netwerk te selecteren of door de basisinstellingen
handmatig te configureren als u ze nodig hebt.
Druk op Menu tot Netwerk op de onderste regel van het display
1
verschijnt en druk op OK.
Druk op de pijltoetsen totdat Draadloos verschijnt en druk dan op OK.
2
Druk op OK als WLAN Basis verschijnt.
3
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste installatiemethode
4
verschijnt en druk dan op OK.
• Zoeklijst: de draadloze-netwerkinterfacekaart van de printer zoekt
naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de resultaten
worden weergegeven in de lijst.
• Aangepast: u kunt het draadloos netwerk naar eigen wensen
configureren.
Als u Zoeklijst hebt geselecteerd, selecteert u via de pijltoetsen
5
een netwerk en drukt u op OK.
Als u Aangepast hebt geselecteerd, stelt u de onderstaande
netwerkopties in:
• SSID bewerken: vul het SSID in. Dit is de naam voor het draadloze
netwerk. 'SSID' is hoofdlettergevoelig, dus let op tijdens het invoeren.
• Werkingsmodus: selecteer het type draadloze verbindingen.
In de modus Ad hoc communiceren draadloze kaarten direct
met elkaar.
In de modus Infrastruct. communiceren netwerkkaarten met elkaar
via een toegangspunt (access point), waardoor zowel draadloze
als bedrade kaarten bestanden naar de printer kunnen sturen.
Als u Auto kiest, selecteert de printer telkens wanneer deze
opstart automatisch de werkingsmodus op basis van de
netwerkkabelverbinding.
Opmerking
In de modus Ad hoc gebruikt de printer de draadloze
interface, ook al hebt u de netwerkkabel bevestigd.
• Kanaal: deze optie is alleen beschikbaar in de modus Ad-Hoc.
In de meeste gevallen hoeft u deze instelling niet te wijzigen.
De printer zal op alle beschikbare kanalen zoeken naar het
opgegeven netwerk en zal het kanaal aanpassen aan het
gedetecteerde kanaal.
Als u klaar bent, drukt u op Stop om terug te keren naar
6
de Stand-bymodus.
10.3
<Accessoires installeren>