6.
Als DSP ON/OFF:OFF wordt weergegeven, schakelt u dit als volgt om naar ON.
(1) Gebruik de aanraakring om "DSP ON/OFF:OFF" te selecteren en tik dan op de ENTER toets.
(2) Gebruik de aanraakring om de waarde op "On" te zetten.
(3) Tik op de EXIT toets om terug te keren naar het "DSP" scherm.
7.
Gebruik de aanraakring om de module te selecteren (uit "M1" t/m "M4") waarvan
u de instellingen wilt veranderen en tik dan op de ENTER toets.
Er wordt een lijst met parameters weergegeven voor het effect in de geselecteerde module.
• "Bypass" is gemeenschappelijk voor alle modules. Zet op "On" als u het effect in de nu
weergegeven module niet wilt gebruiken. Zie
informatie.
8.
Verander de parameterinstellingen.
(1) Tik boven of onder op de aanraakring om de parameter te selecteren die u wilt veranderen.
(2) Gebruik de aanraakring om de waarde van de geselecteerde parameter te veranderen.
Zie
"Parameterlijst van de effecten in de
en de waarden.
(3) Herhaal de stappen (1) en (2) naar vereist.
(4) Tik op de EXIT toets om terug te keren naar het "DSP" scherm.
9.
Indien nodig, verandert u de parameters in de andere modules op dezelfde
manier door de stappen 7 en 8 te volgen.
10.
Nadat alle gewenste instellingen zijn gemaakt, houdt u de EXIT toets ingedrukt
om terug te keren naar het beginscherm.
11.
Wilt u de gewijzigde instellingen opslaan, volg dan de bedieningsaanwijzingen
beschreven in
(pagina NL-87) om dit te doen.
"Opslaan van een basisinstelling in het
"Over
Bypass" (pagina NL-56) voor verdere
DSP-modules" (pagina NL-188) voor de parameters
NL-55
Toepassen van effecten
registratiegeheugen"