Nederlands
1.
Koppelingsbeveiliging demonteren
-
Draai de schroeven van de bodemplaat op
de koppelingsbeveiliging los en verwijder de
bodemplaat.
-
Draai de schroeven van de koppelingsbevei-
liging op de grondplaat los en verwijder de
koppelingsbeveiliging naar boven toe.
2.
Ter controle moet de afstand tussen de koppe-
lingsflenzen aan de zijde van de motor en het
hydraulische systeem worden gemeten.
De gemeten waarden mogen de hierna ver-
melde waarden niet over- of onderschrijden!
Toegestane afstanden
S
1
11 mm (0.43 in)
10.7 mm (0.42 in) 11.3 mm (0.44 in)
3.
Als de gemeten waarden buiten de tolerantie val-
len, moet de koppeling worden uitgebouwd, moet
de motor opnieuw worden uitgericht en moet de
koppeling weer worden ingebouwd.
4.
Koppelingsbeveiliging monteren
-
Plaats de koppelingsbeveiliging van bovenaf
over de koppeling op de grondplaat en bevestig
deze met 4 schroeven op de grondplaat.
-
Plaats de bodemplaat van onderaf in de kop-
pelingsbeveiliging en bevestig deze met de
schroeven op de koppelingsbeveiliging.
5.4. Motor uitrichten
Fig. 8.: Motor uitrichten
1
Motor
2
Motorbevestiging
3
Koppelingsbeveiliging
4
Uitrichtlipjes
1.
Demonteer de koppelingsbeveiliging.
Bouw het koppelingstussenstuk uit » zie de
2.
handleiding van de fabrikant.
3.
Monteer de bevestigingspunten op de motor
» zie de handleiding van de fabrikant.
4.
Bevestig het hijsmiddel aan de
bevestigingspunten.
5.
Maak de motorbevestiging op de grondplaat los.
6.
Hijs de motor langzaam 1–2 mm (0.04–0.08 in).
7.
Breng de onderlegplaten aan.
8.
Laat de motor neer.
9.
Controleer de uitrichting.
10. Bevestig de motor weer op de grondplaat en
demonteer de bevestigingspunten.
11. Bouw het koppelingstussenstuk weer in en
richt het correct uit » zie de handleiding van
de fabrikant.
12. Monteer de koppelingsbeveiliging.
5.5. Motor monteren (indien afzonderlijk geleverd)
VOORZICHTIG! Zwaartepuntverplaatsing!
De motor kan voor het inbouwen van de pomp
worden gemonteerd. In dat geval wordt het
zwaartepunt van de totale eenheid verplaatst.
22
S
S
1min
1max
De aangebrachte markering van het zwaar-
tepunt is dan niet meer geldig. Dit kan leiden
tot materiële schade als de eenheid kantelt.
Monteer de motor pas nadat de pomp op de
opstellingsplaats is gemonteerd.
Fig. 9.: Motor monteren
1
Grondplaat
2
Motorsteun
3
Motor
4
Motorbevestiging
5
Koppelingsbeveiliging
6
Uitrichtlipjes
Afhankelijk van de grootte kan het gebeuren
dat de motor afzonderlijk wordt geleverd. In dat
geval moet de motor ter plaatse op de grondplaat
worden gemonteerd.
1.
Koppelingsbeveiliging demonteren
-
Draai de schroeven van de bodemplaat op
de koppelingsbeveiliging los en verwijder
de bodemplaat.
-
Draai de schroeven van de koppelingsbevei-
liging op de grondplaat los en verwijder de
koppelingsbeveiliging naar boven toe.
2.
Bevestig het hijsmiddel aan de bevestigingspun-
ten op de motor » zie de handleiding van de
fabrikant.
3.
Hijs de motor en plaats deze boven de grondplaat.
4.
Richt de motor uit ten opzichte van de motor-
steun en laat de motor langzaam neer.
5.
Controleer de uitrichting van de motor ten
opzichte van de pomp met een richtliniaal.
Max. afwijking: 0,1 mm (0.04 in)
6.
Als de afwijking groter is, moet de motor met
behulp van onderlegplaten of nivelleerschroeven
ten opzichte van de pomp worden uitgericht.
7.
Bevestig de motor met de bevestigingsschroeven
op de grondplaat als de uitrichting correct is.
8.
Verwijder het hijsmiddel en demonteer de beves-
tigingspunten van de motor. Bewaar de bevesti-
gingspunten om de motor later van de pomp te
demonteren.
9.
Monteer de koppeling » zie de handleiding van
de fabrikant.
10. Koppelingsbeveiliging monteren
-
Plaats de koppelingsbeveiliging van bovenaf
over de koppeling op de grondplaat en bevestig
deze met de schroeven op de grondplaat.
-
Plaats de bodemplaat van onderaf in de kop-
pelingsbeveiliging en bevestig deze met de
schroeven op de koppelingsbeveiliging.
5.6. Koppeling inbouwen, uitbouwen en uitrichten
Alle informatie over de koppeling vindt u in de
handleidingen van de fabrikant!
OPSTELLING
WILO SE 04/2021 DIN A4