OPSTELLING
Fig. 4.: Stationaire droge opstelling
1
Afsluiter toevoer
2
Afsluiter persleiding
3
Terugslagklep
4
Compensator
Fundament voorbereiden
Fig. 5.: Boorsjablonen van de verschillende grondplaten
1.
Controleer of het fundament de juiste uitvoering
heeft en maak het oppervlak bezemschoon.
2.
Plaats de ankerbouten aan de hand van het
boorsjabloon.
De gegevens over de betonkwaliteit, de afstand
tot de randen en de uithardingstijden vindt u in
de handleiding van de fabrikant!
Pomp installeren
1.
Controleer of het leidingsysteem aan zuig- en
perszijde goed vastzit.
Het leidingsysteem moet zelfdragend zijn,
d.w.z. dat het niet door de pomp ondersteund
mag worden!
2.
Bevestig het hijsmiddel aan de bevestigingspun-
ten op de grondplaat en plaats de pomp op de
geplande plek.
Voorzichtig! Let er bij het neerlaten van de
pomp op dat de ankerstangen precies in de
boorgaten van de grondplaat terechtkomen.
Voorzichtig! De grondplaat moet horizontaal en
volledig op het fundament liggen, zodat het lei-
dingsysteem draaivrij kan worden aangesloten!
3.
Controleer de uitrichting en afstanden van
de aansluitstukken ten opzichte van het lei-
dingsysteem. Als de aansluitstukken niet precies
horizontaal resp. loodrecht zijn of de afstanden
kloppen niet, dan moet de pomp boven de grond-
plaat hierop uitgericht worden, bijvoorbeeld met
onderlegplaten of nivelleerschroeven.
De afwijking mag niet meer dan ± 0,5 mm
(0,02 in) op 1 m (40 in) bedragen!
4.
Pomp op het fundament bevestigen
De aandraaimoment van de ankerbouten vindt
u in de handleiding van de fabrikant!
5.
Bevestigingsmiddelen losmaken
Leidingsysteem aansluiten
Sluit het leidingsysteem aan zuig- en perszijde
aan.
Om te garanderen dat de aansluiting van het
leidingsysteem spannings- en trillingsvrij is, raden
wij aan om elastische aansluitstukken (compen-
satoren) te gebruiken.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Rexa NORM
5
Pomp
Bevestigingspunten
6
voor bodembevestiging
7
Normmotor
Koppelingsbeveiliging +
8
koppeling
De krachten en momenten die op de flenzen
ontstaan, mogen de hierna vermelde waarden
niet overschrijden!
Fig. 6.: Toegestane krachten op de zuig- en drukstukken
Zuigaansluiting
Krachten (daN)
Type
Fy
Fz
NORM-M15.77 240
216
NORM-M15.84 180
162
NORM-M25.61 298
270
RE 25.74E
322
400
RE 25.93D
322
400
NORM-M30.41 418
376
NORM-M50.21 718
646
Drukstuk
Krachten (daN)
Type
Fy
Fz
NORM-M15.77 162
200
NORM-M15.84 162
200
NORM-M25.61 270
334
RE 25.74E
270
334
RE 25.93D
270
334
NORM-M30.41 322
400
NORM-M50.21 538
664
Uitrichting hydraulisch systeem/motor en kop-
peling controleren
De pomp is af fabriek uitgericht. Het transport
en de installatie kunnen echter een negatieve
invloed hierop hebben. Om ervoor te zorgen dat
de pomp probleemloos kan draaien, moet de
uitrichting van het hydraulisch systeem/motor en
koppeling worden gecontroleerd en, indien nodig,
worden aangepast.
LET op
HET hydraulisch systeem is door de aansluiting
op het leidingsysteem vastgezet. Daarom moet
de motor altijd ten opzichte van het hydrauli-
sche systeem worden uitgericht!
Fig. 7.: Uitrichting controleren
Koppelingsflens aan de zijde van het hydraulische
1
systeem
2
Koppelingsflens aan de zijde van de motor
3
Tussenstuk koppeling
4
Lamellenpakket
5
Meetpunt
Nederlands
Momenten (daNm)
Fx
My
Mz
Mx
268
92
106
130
200
70
82
100
334
126
146
178
358
172
198
242
358
172
198
242
466
220
254
310
796
576
664
808
Momenten (daNm)
Fx
My
Mz
Mx
180
70
82
100
180
70
82
100
298
126
146
178
298
126
146
178
298
126
146
178
418
172
198
242
598
410
472
578
21