Optimalisatie
3 Consistentie
Een sensor meet de vochtigheid, niet de consistentie.
Er zijn veel factoren die wel de consistentie beïnvloeden, maar niet de vochtigheidsgraad. Enkele
voorbeelden:
•
de klassering van de toeslagmaterialen (verhouding grof/fijn)
•
de verhouding tussen toeslagmaterialen en cement
•
de verdeling van de toegevoegde bijmengsels
•
de omgevingstemperatuur
de water/cement-verhouding
•
•
de temperatuur van de ingrediënten
kleuren
•
4 Watertoevoeging op basis van kalibratie
Laat bij het kalibreren de bijmengsels en metaal- en plasticvezels buiten beschouwing.
•
We raden u aan bij het uitvoeren van een kalibratie zowel de droge als de natte mixtijd te
•
verlengen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de mix aan het eind van beide fasen
homogeen is.
•
Bij grote verschillen van het batchvolume (bijvoorbeeld halve batches) is mogelijk een
andere kalibratie vereist.
•
Voer een kalibratie altijd uit wanneer de omstandigheden ´normaal´ zijn. Dat wil zeggen,
niet 's morgens vroeg wanneer de toeslagmaterialen nog nat zijn of op een moment dat
het cement warm is.
•
Als u de watertoevoeging baseert op een kalibratie, is het essentieel dat u een correcte
waarde voor de droge mix gebruikt.
De droge mixtijd moet lang genoeg zijn om een stabiel signaal te krijgen.
•
5 Mixen
De minimale mixtijden worden ook bepaald door het mixontwerp (de ingrediënten), niet
•
alleen door de mengmachine.
Voor verschillende mixen kunnen verschillende mixtijden moeten worden gebruikt.
•
•
Probeer de batchgroottes zo veel mogelijk gelijk te houden. Bijvoorbeeld: 2,5 m
+ 1,0 m
is minder goed dan 3 x 2,0 m
3
Gebruik in de modus CALC een zo lang mogelijke droge mixtijd, zodat de benodigde
•
hoeveelheid water correct kan worden berekend, ook als dit ten koste van de natte
mixtijd gaat.
80
Hydro-Control VI Gebruikershandleiding HD0456nl Rev 1.7.0
.
3
Hoofdstuk 13
+ 2,5 m
3
3