Om de onderdelen van de units tijdens het transport niet te
beschadigen, zijn de waterinlaatleiding met de debietschakelaar en
de waterinlaattemperatuursensor en de wateruitlaatleiding met de
uitlaatwatertemperatuursensor niet in de fabriek gemonteerd.
De waterinlaatleiding met de debietschakelaar en inlaatwater-
temperatuursensor aansluiten: (niet voor EWWD120)
De waterinlaatleiding met de debietschakelaar en inlaatwater-
temperatuursensor is aan de kant van de waterinlaat van de
verdamper(s) gemonteerd en is voorgeïsoleerd.
Snijd de kabelbinders door en maak de leiding met de
bijgeleverde
Victaulic
verdamperinla(a)t(en).
De wateruitlaatleiding met de uitlaatwatertemperatuursensor
aansluiten: (niet voor EWWD120)
De wateruitlaatleiding met de uitlaatwatertemperatuursensor is
aan de kant van de wateruitlaat van de verdamper gemonteerd
en is voorgeïsoleerd.
Snijd de kabelbinders door en maak de leiding(en) met de
bijgeleverde
Victaulic
verdamperuitla(a)t(en).
Na de installatie van de waterinlaat-
en -uitlaatleidingen en voor andere
units als een algemene regel, is het
aanbevolen om te controleren hoe
diep de watertemperatuursensoren
in de aansluitleidingen steken voor het systeem in gebruik wordt
genomen (zie afbeelding).
Het filter aansluiten
De bij de unit geleverde filterkit moet met behulp
van de bijgeleverde
de waterinlaat van de verdamper worden
geïnstalleerd zoals te zien in de afbeelding. Het
filter heeft mazen met een diameter van 1,0 mm
en beschermt de verdamper tegen verstopping.
Een verkeerde installatie van het bijgeleverde
filter zal de apparatuur ernstig beschadigen (de
verdamper kan bevriezen).
Een lokaal geleverde aftappoort voor het spoelen van koelstof
en opgehoopt materiaal van binnen het filter kan op de
filterafsluitkap worden aangesloten.
Aansluiten van de tegenleidingen
Las de bijgeleverde tegenleidingen aan de uiteinden van het
watercircuit en sluit ze aan op de unit met de bijgeleverde
-koppelingen.
Victaulic
®
2
Alle lage punten van het systeem moeten worden voorzien van
blindproppen om het circuit volledig te kunnen afvoeren tijdens
het onderhoud of bij volledige stopzetting. Er is een afvoer-
blindprop voorzien voor afvoer van de condenser. Verwijder
daarbij ook de luchtproppen (raadpleeg het uitwendig schema).
3
Alle hoge punten van het systeem moeten worden voorzien van
luchtgaten, en dit op plaatsen die gemakkelijk bereikbaar zijn
tijdens het onderhoud.
4
Afsluitkranen moeten voorzien worden rond de eenheid, zodat
normaal onderhoud kan uitgevoerd worden zonder het systeem
te laten leeglopen.
5
Trillingsdempers worden aanbevolen in alle leidingen die ver-
bonden zijn met de koeler om spanningen in de leidingen en
overbrenging van trillingen en geluid te voorkomen.
6
Bij units in een DICN configuratie met een gemeenschappelijke
wateruitlaatbesturing
moet
voorzien voor de bijkomende watertemperatuursensor. De
sensor en sensorhouder zijn als opties verkrijgbaar.
Die inbrengopening moet van het type 1/4" GAS female draad
zijn en gelegen zijn in de gemengde waterstroom van de
waterkoelers.
De top van de sensor moet zich bevinden in de waterstroom en
de rechte leiding (L) moet minstens 10x de leidingdiameter (A)
bedragen voor de sensor.
EWWD120~540MBYNN
Watergekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW22684-1
®
-koppelingen
vast
aan
-koppelingen
vast
aan
®
≤ 50 mm
-koppelingen voor
Victaulic
®
een
inbrengopening
Let bij de keuze van de inbrenglocatie op dat de sensorkabel
(12 m) lang genoeg is om te worden bevestigd op de
hoofdprintplaat.
de
W
ATERVULLING
Om een probleemloze werking van de unit te verzekeren moet de
waterstroom door de verdamper binnen het werkingsbereik zoals
aangegeven in de onderstaande tabel liggen en is er een minimaal
watervolume in het systeem vereist.
Type
de
EWWD120
EWWD180
EWWD240
EWWD280
EWWD360
EWWD440
EWWD500
EWWD520
EWWD540
Het minimale watervolume v [l] in het systeem moet voldoen aan
onderstaande criteria:
Q
hoogste koelcapaciteit van de unit bij de laagste capaciteitstrap
binnen het werkingsbereik (kW)
t
antipendeltimer van de unit (AREC)/2(s)=300 s
C
specifieke verwarmingscapaciteit van de vloeistof (kJ/kg°C) =
4,186 kJ/kg°C voor water
∆T
temperatuurverschil tussen het starten en stoppen van de
compressor.
∆T=a+2b+c
(voor aanduiding van a, b en c, raadpleeg de
gebruiksaanwijzing)
LET OP
Bij units in een DICN-configuratie moet de minimaal
benodigde waterstroom in het systeem gelijk zijn aan
het grootste minimaal benodigd volume van elke
individuele waterkoeler in het systeem.
De waterkwaliteit moet beantwoorden aan de volgende specificaties:
Te controleren punten
pH
Elektrisch
geleidingsvermogen
Chlorideion
Sulfaation
M-alkaliteit (pH 4,8) [mg CaCO
Totale hardheid
Calciumhardheid
Siliciumion
Referentiepunten
IJzer
worden
Koper
Sulfideion
Ammoniumion
Resterende chloride
Vrij carbide
Stabiliteitsindex
> 3
> 3
> 3
0 m
0 m
0 m
6 9
6 9
6 9
m
m
m
m
m
m
m
m
m
, -
-
STROOM EN
KWALITEIT
Minimale waterstroom
Maximale waterstroom
175 l/min
265 l/min
350 l/min
400 l/min
525 l/min
625 l/min
700 l/min
750 l/min
800 l/min
v>(Q/2)xt/(Cx∆T)
circulerend
aangevoerd
water
water
bij 25°C
6,8~8,0
6,8~8,0
[mS/m]
<40
bij 25°C
–
<50
[mg Cl
/l]
2–
[mg SO
/l]
<50
4
/l]
<50
3
[mg CaCO
/l]
<70
3
[mg CaCO
/l]
<50
3
[mg SiO
/l]
<30
2
[mg Fe/l]
<1,0
<0,3
[mg Cu/l]
<1,0
<0,1
niet
2–
[mg S
/l]
opspeurbaar
opspeurbaar
+
<1,0
<0,1
[mg NH
/l]
4
[mg Cl/l]
<0,3
<0,3
[mg CO
/l]
<4,0
<4,0
2
—
700 l/min
1070 l/min
1400 l/min
1600 l/min
2100 l/min
2500 l/min
2800 l/min
3000 l/min
3200 l/min
fenomeen
in geval van
afwijking
roesten+
afbladderen
roesten+
<30
afbladderen
<50
roesten
<50
roesten
<50
afbladderen
<70
afbladderen
<50
afbladderen
<30
afbladderen
roesten+
afbladderen
roesten
niet
roesten
roesten
roesten
roesten
roesten+
—
afbladderen
Montagehandleiding
4