Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Honeywell Galaxy Flex Verkorte Installatiehandleiding pagina 6

Verberg thumbnails Zie ook voor Galaxy Flex:
Inhoudsopgave

Advertenties

Codes programmeren
Wijzig Codes (42 ent)
Kies Gebr. Codes (
) en selecteer de gebruikercode
1 ent
die u wilt wijzigen, gevolgd door:
Wijzig Code (ent 1 ent) – Hiermee kunt u pincodes van
gebruikers wijzigen.
Wijzig Nivo (ent 2 ent) – Hiermee kunt u instellen tot welke
opties een gebruiker toegang heeft.
Wijzig Naam (ent 3 ent) – Hiermee kunt u de naam van de
gebruiker wijzigen.
Wijzig Blok (ent 6 ent) – Instellen tot welke blokken de
gebruiker toegang heeft
Kaart Nummer (ent 7 ent) – Hiermee kunt het unieke
kaartnummer invoeren.
Kaart Funktie (ent 8 ent) – Hiermee kunt u een specifieke
menuoptie toewijzen aan een kaart/fob/tag/knop.
Keyfob Inleren (ent 10 ent 1 ent) – Hiermee kunt u een keyfob
aan een gebruiker koppelen.
Schakel desgewenst de functie voor paniekalarm in.
Kaartgebruikers
U kunt meerdere kaartgebruikers tegelijk toevoegen (2 ent).
Eindgebruiker informeren
Laat de eindgebruiker zien hoe deze het systeem kan
in- en uitschakelen. Verwijs hierbij naar Verkorte
gebruikershandleiding SC01.
Referentietabellen
Zonefuncties
Optie
#
Beschrijving
Reserve
18
Voor het negeren van ongebruikte zones.
Wanneer het systeem wordt ingesteld, veroorzaakt
Inbraak
03
activering van een inbraakzone een volledige
alarmactivering die met een geautoriseerde code
moet worden gereset.
Hierbij wordt de uitschakelprocedure op dezelfde
In/Uitgang
07
manier gestart als via een zone met de functie Laatste.
Tijdens de inschakelprocedure gedraagt een
ingangszone zich echter als een uitgangszone en
wordt de volledige uitgangstijd in acht genomen.
Wanneer u een zone met de functie Laatste opent als
Laatste
01
het systeem of het blok is ingeschakeld, wordt de
ingangsttijdgestart. Wanneer u een zone met de
functie Laatste opent en vervolgens sluit gedurende
de afsluitprocedure, worden het systeem of de
toegewezen blokken ingeschakeld, vooropgesteld dat
alle zones zijn gesloten.
Tijdens de in- en uitschakelprocedures werken deze
Volgzone
02
zones zonder alarm. Deze zones worden gebruikt om
in- en uitgangsroutes te beschermen.
Wanneer deze zone geactiveerd wordt als het systeem
Security
05
is uitgeschakeld, wordt een lokaal alarm geactiveerd
(zoemeruitgang wordt geactiveerd) waarvoor het
systeem niet gereset hoeft te worden: het invoeren van
elke geldige code (type 2 of hoger) volstaat om het
alarm uit te schakelen en het systeem te resetten.
Hiermee kan een zone worden gebruikt als een aan-
Sleutel
09
/uitschakelaar voor het systeem of voor toegewezen
blokken.
Bij activering van deze zone wordt de parameter
PA
13
Sirene Vertr. genegeerd en wordt er onmiddellijk een
volledig alarm geactiveerd dat met een
geautoriseerde gebruikerscode voor Paniek Reset
moet worden gereset.
De functie PA-Stil is identiek aan de functie PA,
PA-Stil
14
behalve dat er geen hoorbare of zichtbare indicatie
van de activering is.
De functie Brand werkt constant. Wanneer deze
Brand
19
functie wordt geactiveerd, krijgt een Brand-zone
voorrang op de parameter Sirene Vertr. en wordt
onmiddellijk een alarm geactiveerd (Sirene, Flitser en
Brand).
Uitgangfuncties
Optie
#
Beschrijving
11 Hiermee worden ongebruikte uitgangen aangeduid.
Reserve
01 Deze uitgang wordt geactiveerd bij een volledige
Sirene
alarmgebeurtenis wanneer het systeem is
ingeschakeld. Deze functie respecteert de Sirenetijd.
02 Deze uitgang wordt geactiveerd bij een volledige
Flitser
alarmgebeurtenis wanneer het systeem is
ingeschakeld.
04 Deze uitgang wordt geactiveerd bij een volledige
Inbraak
alarmgebeurtenis wanneer het systeem is
ingeschakeld.
09 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer de
Ingeschakeld
toegewezen blokken in het systeem worden
(Meegaand)
ingeschakeld.
05 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer circuit- of
Sabotage
dekselsabotage wordt geconstateerd.
08 Deze uitgang wordt gebruikt voor de voeding van
Geschakeld
melders die alleen kunnen worden gereset via een
DC
tijdelijke stroomonderbreking, bijvoorbeeld glasbreuk-
of trillingsmelders.
16 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer er een
Brand
brandzone wordt geactiveerd.
20 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer binnen de
Bevestig
bevestigingsperiode twee verschillende zones
worden geactiveerd.
76 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer er een
Fout
foutmelding aanwezig is op het paneel. De uitgang
wordt uitgeschakeld wanneer alle foutmeldingen zijn
gewist.
21 Deze uitgang wordt geactiveerd als er een Lijn Fout-
Lijn Fout
zone actief is of als er langer dan 30 seconden een
lijnfout wordt waargenomen en bevestigd door de
modem/kiezermodule.
13 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer er een
Security
securityzone wordt geactiveerd.
14 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer de
230VAC Fout
wisselstroomvoeding uitvalt of wanneer een 230VAC
Fout-zone wordt geactiveerd.
66 Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer een van de
RF Storing
RF modules die in het systeem zijn geconfigureerd
een aanzienlijke interferentie waarneemt die zorgt
voor radiostoring.
67 Deze uitgang wordt geactiveerd bij een supervisiefout
RF Supervisie
van één van de RF-detectors die in het systeem zijn
geconfigureerd.
Deze uitgang wordt geactiveerd volgens de
Klok
29
geprogrammeerde in- en uitschakeltijden die aan de
A of B
30
functie zijn toegewezen.
Vergelijkingstabel
Paneel type
RS485-lijnen
Zones (onboard)
Zones (maximum)
Interne kiezer
Onboard USB-aansluiting
Gebruikerscodes
Blokken
Gebeurtenisgeheugen
Toegangsgeheugen
Schema's
Bediendelen
Keyprox
TouchCenter
RIO / Power RIO
DCM
Max4
6
Flex 20
Flex 50
Flex 100
1
1
12
12
12
120
52
100
Yes
Yes
Yes
Yes
Yes
Yes
25
50
98
3
4
500
500
1000
500
500
1000
2
4
4
4
4
4
1
1
1
5
11
2
4
4
8
1
8
4
8
8
1
4
8

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave