Uitgangen aansluiten
De adressering van uitgangen is gelijk aan de adressering
van zones. Het systeem beschikt over de volgende
uitgangen:
Uitgang
Adres
Functie
1
1001
Sirene
2
1002
Flitser
3
99
E/E-
signalering
Gebruik indien nodig het menu Uitgangen programmeren
(
) om de standaardinstellingen aan te passen.
53 ent
Sabotagebeveiliging
1. Als er externe sirenes/ waarschuwingsapparaten
worden aangesloten, sluit u de sabotageretourlus van
deze apparaten aan op terminal T op TB7.
2. Als er geen externe sirenes/ waarschuwingsapparaten
worden aangesloten, sluit u de terminal T op TB7
rechtstreeks aan op de 0V-terminal.
3. Plaats het deksel van het paneel terug en maak dit vast.
Draadloze detectors inleren
U kunt nieuwe draadloze detectors als volgt inleren:
1. Selecteer RF Zones (
52 ent 2 ent
2. Blader naar een lege zone en druk vervolgens op
3. Druk op
11 ent 1 ent
4. Druk op
om de inleermode te activeren.
5. Plaats de batterij in de detector en activeer de
sabotageschakelaar. Het serienummer van de detector
wordt opgeslagen en gedurende 2 seconden
weergegeven.
Als de signaalsterke minder bedraagt dan 3/10,
wordt het bericht Signaal Niveau te laag gedurende
2 seconden weergegeven.
Als het serienummer al bestaat in het systeem,
wordt het bericht Reeds bekend weergegeven,
gevolgd door gegevens van de desbetreffende zone.
U kunt de situatie accepteren en het volgende
draadloze apparaat inleren door opnieuw te
beginnen bij stap 5 of het serienummer van deze
zone verwijderen en de inleerprocedure herhalen.
Als de detector deel uitmaakt van verschillende
lussen, selecteert u de menuoptie 2=Loop Nummer
en voert u een lusnummer in (1 - 6, of 0 bij één
invoerapparaat).
6. Als het inleren van een RF-apparaat is mislukt,
verwijdert u de batterij, veroorzaakt u kortsluiting
tussen de aansluitpunten voor batterij, plaatst u de
batterij terug en herhaalt u de bovenstaande procedure.
7. Herhaal de procedure vanaf stap 2 voor elk draadloos
apparaat.
Aanvullende programmering
Gebruik dit gedeelte ter referentie bij sommige functies
die u mogelijk wilt programmeren of wijzigen.
Type
Aansluiting
uitgang
Open-
Belasting
collector
aansluiten
negatief
tussen OUT1
geschakeld
en +12 V
Open-
Belasting
collector
aansluiten
negatief
tussen OUT2
geschakeld
en +12 V
AC-audio
Belasting
naar een
(8–32 )
interne
aansluiten
luidspreker
tussen OUT3
van 16
en +12 V
) op het bediendeel.
.
Parameters (51 ent)
Ingangstijd (05 ent) – Hiermee kunt u instellen hoeveel tijd
de gebruiker heeft om het systeem uit te schakelen.
Uitgangstijd (04 ent) – Hiermee kunt u instellen hoeveel tijd
de gebruiker heeft voordat het systeem wordt ingeschakeld.
Sirene Tijd (01 ent) – Hiermee kunt u instellen hoe lang de
sirene actief blijft (standaard = 3 min.).
Sirene Vertr. (02 ent) – Hiermee kunt u de vertraging instellen
voordat de sirene wordt geactiveerd (max. 20 min.).
Reset Niveau (65 ent) – Hiermee kunt u instellen welk
gebruikersniveau noodzakelijk is om specifieke fouten te resetten.
Bevestiging (55 ent) – Hiermee kunt u instellen hoe
bevestigde alarmen worden gegenereerd.
Beddl. Toegang (54 ent) – Hiermee kunt u uitschakelen bij
binnenkomst deactiveren.
RF Parameters (60 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de
volgende opties:
RF Adres (1 ent) – Hiermee kunt u virtuele RIO-adressen
in- en uitschakelen.
Keyfob PA (2 ent) – Hiermee kunt u gebruikers toestaan
de functie Paniekwaarschuwing van draadloze keyfobs te
programmeren.
Programmeren Zones (52 ent 1 ent)
Zone Functie (1 ent) – Hiermee kunt u de zonefunctie
toewijzen.
Zone Omschrijving (2 ent) – Hiermee kunt u zones een naam
geven (max. 16 tekens).
Deelbeveiliging (5 ent) – Hiermee kunt u instellen of een zone
wordt ingeschakeld bij deelbeveiliging.
Overbrugbaar (4 ent) – Hiermee kunt u instellen of een zone
kan worden overbrugd met een overbruggingsfunctie.
Bel Functie (3 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een kort
belsignaal wordt gegeven in de zones die worden
uitgeschakeld.
Blok(ken) (10 ent) – Hiermee kunt u een zone toewijzen aan
een blok als blokken zijn ingeschakeld.
Wrst.Selekt. (9 ent) – Hiermee kunt u de vooraf gedefinieerde
weerstand van de geselecteerde zone wijzigen.
Antimask Test(8 ent) – Hiermee kunt u de activiteit van zones
controleren.
RF opties (11 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de volgende opties:
.
ent
Serienr. (1 ent) – Hiermee kunt u serienummers van draadloze
apparaten handmatig invoeren of automatisch inleren.
Loop Nummer (2 ent) – Hiermee kunt u het lusnummer
van draadloze apparaten met meerdere ingangen instellen.
Supervisie (3 ent) – Hiermee kunt u periodieke
apparaatsupervisie instellen.
Auto Reset (4 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een
zone na vijf seconden geforceerd wordt gesloten.
Signaalniveau (5 ent) – Hiermee kunt u het signaalniveau
van het apparaat weergeven.
Uitgangen programmeren (53 ent)
Uitgang functie (1 ent) – Hiermee kunt u het type uitgang instellen.
Omschrijving (5 ent) – Hiermee kunt u de uitgang een naam
geven (max. 12 tekens).
Uitgangsstatus (2 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de
volgende opties:
Vasthoudend (1 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een
uitgang actief is totdat er een geldige code wordt ingevoerd.
Meegaand (2 ent) – Hiermee kunt u instellen dat de
uitgang de activiteit van een triggergebeurtenis volgt.
Puls (3 ent) – Hiermee kunt u instellen dat de uitgang
actief blijft gedurende de geprogrammeerde pulstijd.
Uitgang blokken (7 ent) – Hiermee kunt u blokken toewijzen
aan de uitgang.
Bediening (6 ent 1 ent) – Hiermee kunt u instellen welke
uitgangen kunnen worden bediend via het TouchCenter.
Uitgang polariteit (3 ent) – Hiermee kunt u de polariteit omkeren
(standaard is positief, schakelt van +12 V naar 0 V bij activeren).
4