6
Eerste inbedrijfstelling
6.5
Rijrichting regelen
6.5
Rijrichting regelen
KW000-085
De stuurstangen zijn in de fabriek vooringesteld.
Bij aangehangen machine moet rechtdoor rijden gecontroleerd worden. De machine moet op
een vlakke weg in het midden achter de trekker lopen.
Wanneer de machine schuin verdraaid ten opzichte van de trekker loopt, moeten de
stuurstangen worden nagesteld.
Wanneer de machine op gelijkmatige straat niet in het midden achter de trekker loopt, kan dit
door het verstellen van de stuurstangen (2) veranderd worden.
Instelwerkzaamheden aan de besturing mogen uitsluitend door gekwalificeerd vakpersoneel
worden uitgevoerd,
De contramoer (1) losmaken.
De stuurstangen (2) verstellen.
Wanneer de machine te ver rechts loopt, de stuurstang inkorten.
Wanneer de machine te ver links loopt, de stuurstang verlengen.
De contramoer (1) vastdraaien.
6.6
Inklaphoogte van de dwarsarmen instellen
KW000-076
Om de hoogte van de dwarsarmen bij het in- en uitklappen in te stellen, wordt de nokkenschijf
aan de draagbalk versteld.
De inklaphoogte van de dwarsarmen is in de fabriek in het midden ingesteld.
De schroef (2) losdraaien.
Om de inklaphoogte te vergroten, de nokkenschijf (1) in richting "+" verstellen.
Om de inklaphoogte te verkleinen, de nokkenschijf (1) in richting "-" verstellen.
De schroef (2) vastdraaien.
44
zie
pagina 14.
Originele handleiding 150000169_04_nl
KWT 1600