Externe statische druk instellen met de functie automatische
regeling luchtstroom
OPMERKING
▪ Verander de instelling van de dempers NIET in de
stand alleen ventilator voor de automatische regeling
van de luchtstroom.
▪ Gebruik de functie automatische regeling luchtstroom
NIET als de externe statische druk hoger is dan
100 Pa.
▪ Als de ventilatieroutes zijn veranderd, voert u de
automatische regeling luchtstroom opnieuw uit.
▪ Proefdraaien moet gebeuren met een droge spiraal; laat de unit 2
uur draaien met alleen de ventilator om de spiraal te drogen.
▪ Controleer of de voedingsbedrading, het kanaal en het luchtfilter
goed zijn aangesloten. Als in de unit een sluitdemper is
geïnstalleerd, moet u controleren of hij open is.
▪ Als er meer dan één luchtinlaat en -uitlaat is, moet u de dempers
regelen zodat het luchtstroomdebiet van elke luchtinlaat en -uitlaat
conform is met het ontworpen luchtstroomdebiet.
1 Gebruik de unit in de stand alleen ventilator voordat u de
functie automatische regeling luchtstroom gebruikt.
2 Leg de airconditioner stil.
3 Stel het waardenummer "—" in op 03 voor M 11(21) en SW 7.
4 Start de airconditioner.
Resultaat: Het bedrijfslampje brandt en de unit begint te draaien in
de
ventilatorstand
voor
de
luchtstroom.
5 Controleer na de automatische regeling van de luchtstroom (de
airco stopt) of het waardenummer "—" op 02 is ingesteld. Als er
geen verandering, voert u de instelling opnieuw uit.
Inhoud instelling:
Luchtstroomregeling is UIT
Beëindiging van automatische regeling van de
luchtstroom
Start van automatische regeling van de
luchtstroom
Externe statische druk instellen met de gebruikersinterface
Controleer de instelling van de binnenunit: het waardenummer "—"
moet op 01 staan voor M 11(21) en SW 7.
1 Verander het waardenummer "—" volgens de externe statische
druk van het aan te sluiten kanaal zoals aangegeven in de tabel
hierna.
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
• SW: Nummer instelling
• —: Waardenummer
•
: Standaard
(2)
Ventilatorsnelheid:
• LL: Lage ventilatorsnelheid (ingesteld bij thermostaat UIT)
• L: Lage ventilatorsnelheid (ingesteld door gebruikersinterface)
• Instelvolume: De ventilatorsnelheid komt overeen met de door de gebruiker met de ventilatorsnelheidsknop op de gebruikersinterface
ingestelde snelheid (laag, middelmatig, hoog).
• Monitoring 1, 2: De ventilator staat UIT, maar draait om de 6 minuten even met LL (Monitoring 1) of L (Monitoring 2) om de
kamertemperatuur te detecteren.
FXMQ-A
VRV-systeemairconditioner
3P701545-1B – 2022.12
automatische
regeling
van
(1)
Dan
M
SW
—
11(21)
7
01
02
03
M
SW
—
13(23)
6
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
15
Instelling: Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
Deze instelling moet overeenstemmen met de behoeften van de
gebruiker. Zij bepaalt de ventilatorsnelheid van de binnenunit bij
thermostaat UIT.
1 Als u de ventilatoren op werking hebt ingesteld, stel dan ook de
luchtvolumesnelheid in:
Als u wilt...
de
(2)
Thermostaat UIT
L
tijdens koelen
Instelvolume
UIT
Monitoring 1
Monitoring 2
(2)
Thermostaat UIT
L
tijdens verwarmen
Instelvolume
UIT
Monitoring 1
Monitoring 2
(a)
Gebruik alleen in combinatie met de optionele remote sensor of
wanneer de instelling M 10 (20), SW 2, — 03 wordt gebruikt.
Instelling: Tijd om filter te reinigen
Deze instelling moet overeenstemmen met de luchtvervuiling in de
kamer. Zij bepaalt het interval waarop de melding "Time to clean
air
filter"
(tijd
om
gebruikersinterface verschijnt.
Voor een interval van...
(luchtvervuiling)
±2500 u (licht)
±1250 u (zwaar)
Melding AAN
Melding UIT
16 Configuratie
Externe statische druk (Pa)
50
75
100
115
130
150
160
175
190
200
210
220
230
240
250
Dan
M
SW
12 (22)
6
(2)
(a)
(2)
(2)
12 (22)
3
(2)
(a)
(2)
(2)
het
luchtfilter
te
reinigen)
Dan
M
SW
10 (20)
0
3
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
(1)
(1)
—
01
02
03
04
05
01
02
03
04
05
op
de
(1)
—
01
02
01
02
19