12 Installatie van de unit
INFORMATIE
Apparatuur voldoet aan de eisen voor commerciële en
licht-industriële locaties indien vakkundig geïnstalleerd en
onderhouden.
OPMERKING
Als het toestel op minder dan 30 m van een residentiële
locatie wordt geïnstalleerd, MOET de professionele
installateur een evaluatie maken van de EMC-situatie voor
over te gaan tot de installatie.
VOORZICHTIG
Deze apparatuur is NIET bedoeld voor gebruik op
residentiële locaties en garandeert GEEN afdoende
bescherming van de radio-ontvangst op dergelijke locaties.
VOORZICHTIG
Toestel NIET toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden
afgevoerd.
▪ Plafondisolatie. Wanneer de temperatuur in het plafond hoger is
dan 30°C en er een relatieve vochtigheid van meer dan 80%
heerst, of wanneer er verse lucht in het plafond wordt geleid, is er
extra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een dikte van
minstens 10 mm).
▪ Beveiligingsroosters. Installeer beveiligingsroosters (lokaal te
voorzien) op de aanzuig- en uitblaaszijde om te voorkomen dat de
ventilatorschoepen of de warmtewisselaar kunnen worden
aangeraakt.
▪ Afstand. Let op de volgende vereisten:
a
A
Minimumafstand tot de vloer: 2,5 m om onopzettelijk
aanraken te voorkomen
a
Plafond
b
Vloeroppervlak
c
Ruimte voor onderhoud
d
Minimaal vereiste ruimte voor installatie
e
Minimumruimte voor een verval van 1/100 voor afvoer
▪ Uitblaasrooster.
Minimum
uitblaasrooster ≥1,8 m.
Serviceruimte en afmeting plafondopening
De plafondopening moet groot genoeg zodat er voldoende ruimte is
voor onderhoud en service.
Bovenaanzicht:
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
12
c ≥650
b
(mm)
vereiste
installatiehoogte
van
a 1100
b ≥1143
a
Plafondopening
b
Serviceruimte
c
Inspectieluik (600×600 mm)
INFORMATIE
Voor sommige opties kan extra serviceruimte vereist zijn.
Raadpleeg de montagehandleiding van de gebruikte optie
vóór de installatie.
12.2
De binnenunit monteren
12.2.1
Richtlijnen bij de installatie van de
binnenunit
▪ Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te dragen. Als er enig risico bestaat,
verstevig dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
▪ Gebruik bij een bestaand plafond ankers.
▪ Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken,
verzonken ankers of andere lokaal voorziene onderdelen.
b
a
c
d
e
a
Anker
b
Plafondtegel
c
Lange moer of spanschroef
d
Ophangbout
e
Binnenunit
▪ Ophangbouten. Gebruik M10-ophangbouten voor de montage.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout
goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
de ophangbeugel.
c
(mm)
FXMQ-A
VRV-systeemairconditioner
3P701545-1B – 2022.12