12.3 Vlotterstopper
De meetcel wordt geleverd met ingebouwde vlotterstopper.
Wanneer de monsterwaterdoorstroming wordt verhoogd, dan zal
het vlotterhuis (N) daarom zich niet buiten het detectiebereik van
de watersensor (O) begeven. Zie de figuur in paragraaf
12.3.1 Verwijderen van de vlotterstopper. Er wordt geen alarm
getriggered en de regeluitgang blijft actief.
Het voordeel hiervan is dat in geval van frequente pieken in de
waterdoorstroming het alarm niet continu wordt getriggerd en dat
de uitgang actief blijft.
Waarschuwing
Wanneer de monsterwaterdoorstroming te hoog
is ingesteld, of tijdelijk wordt verhoogd,
dan wordt er geen alarm getriggered en de regel-
uitgang blijft actief!
Wanneer de monsterwaterdoorstroming te hoog
is ingesteld of tijdelijk is verhoogd, dan bestaat
het risico dat het monsterwater overstroomt bij
het overstroommechanisme. In deze toestand
wordt er geen alarm getriggered en blijft de regel-
uitgang actief!
Wanneer het detectiebereik van verhoogde monsterwaterdoor-
stroming geactiveerd moet worden, dan moet de vlotterstopper
worden verwijderd. Wanneer de vlotterstopper is verwijderd wordt
een alarm getriggerd en wordt de regeluitgang uitgeschakeld elke
keer wanneer de monsterwaterdoorstroming wordt verhoogd.
12.3.1 Verwijderen van de vlotterstopper
1. Sluit de waterteover naar de meetcel.
Q1
Q2
C
O
N
Afb. 14 Vlotterstopper
2. Draai de spindel (Q1) uit de spindel houder (Q2).
3. Draai de spindel houder (Q2) uit de behuizing.
Afb. 15 Verwijderen van de vlotterstopper - deel 1
4. Verwijder de vlotterstopper (C) van de fittingen (bijvoorbeeld
m.b.v. een pincet).
Afb. 16 Verwijderen van de vlotterstopper - deel 2
5. Draai de spindel houder (Q2) terug in de behuizing met een
maximaal draaimoment van 2 Nm.
6. Draai de spindel (Q1) terug in de spindel houder (Q2).
7. Open de watertoevoer naar de meetcel en stel de gewenste
waterdoorstroming in m.b.v. de instelschroef (Q2).
12.4 Voorbereiden van de elektrodekabel voor
aansluiting op de meetversterker
De voorgeassembleerde systemen zijn al voorbe-
N.B.
draad.
Waarschuwing
De elektrische aansluiting moet worden uitge-
voerd door gekwalificeerd personeel!
Houd de lokale veiligheidsvoorschriften aan!
Bescherm de kabelaansluitingen en connectoren
tegen corrosie en vochtigheid.
Kabels voor enkele staaf elektroden of elektroden
(A1, A2, B1)
1. Knip de elektrodekabels op de gewenste lengte + ca. 80 mm
voor de aansluitingen.
2. Verwijder 80 mm van de buitenmantel.
3. Maak de gevlochten afscherming los totdat u op de volgende
isolatielaag stuit en draai dit samen tot een draad.
4. Pak de gevlochten afscherming (bijv. met een krimpkous) bij
elkaar en monteer een eindhuls.
5. Verwijder de zwarte (geleidende) laag van de geïsoleerde
elektrodedraad totdat u op de isolatie komt.
6. Monteer een adereindhuls op de elektrodedraad.
Geïsoleerd
gevlochten
afscherming
Afb. 17 Kabel voor enkele staaf elektrode of elektroden
(A1, A2, B1)
Kabel van meetelektrode (D)
1. Knip de elektrodekabels op de gewenste lengte + ca. 105 mm
voor de aansluitingen.
2. Verwijder 105 mm van de buitenmantel.
3. Maak de gevlochten afscherming los totdat op op de volgende
isolatielaag stuit.
4. Knip de gevlochten afscherming af tot op 65 mm, isoleer deze
(bijv. m.b.v. een krimpkous) en monteer een adereindhuls.
Verwijder vervolgens de rest van de afscherming totdat u de
isolatie bereikt.
5. Knip de bruine en witte geïsoleerde kabel van de meetelek-
trode en tegenelekrode af tot op 65 mm en monteer adereind-
hulzen.
6. Monteer adereindhulzen op de blauwe en zwarte geïsoleerde
draden van de temperatuursensor.
15