Waarschuwingen en alarmen
V DC-reservevoeding is aangesloten, schakelt de frequen-
tieomvormer uit na een vaste tijdsvertraging. Deze
tijdsvertraging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieomvormer.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 9, Inverter overbelast
De frequentieomvormer staat op het punt van uitscha-
keling wegens overbelasting (te hoge stroom gedurende
een te lange tijd). De teller voor de thermo-elektronische
omvormerbeveiliging genereert een waarschuwing bij 98%
en schakelt uit bij 100%, waarbij een alarm wordt
gegenereerd. De frequentieomvormer kan niet worden
gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
De fout is dat de frequentieomvormer gedurende een te
lange tijd voor meer dan 100% werd overbelast.
Probleem verhelpen
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de nominale stroom van de frequentie-
omvormer.
8
8
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting op het LCP
weergeven en houd de waarde in de gaten.
Wanneer de stroom hoger is dan de nominale
continustroom van de frequentieomvormer gaat
de teller omhoog. Wanneer de stroom lager is
dan de nominale continustroom van de frequen-
tieomvormer gaat de teller omlaag.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor-ETR
De thermo-elektronische beveiliging (ETR) geeft aan dat de
motor te warm is. In 1-90 Therm. motorbeveiliging kan
worden ingesteld of de frequentieomvormer een
waarschuwing of een alarm moet genereren wanneer de
teller 100% bereikt. De fout treedt op wanneer de motor
gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% wordt
overbelast.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de ingestelde motorstroom in
1-24 Motorstroom correct is.
Controleer of de motorgegevens in parameter
1-20 tot en met 1-25 correct zijn ingesteld.
Controleer bij gebruik van een externe ventilator
of deze ook is geselecteerd in 1-91 Ext. motor-
ventilator.
Door het uitvoeren van een AMA via 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA) wordt de frequentie-
54
VLT
®
AutomationDrive
Bedieningsinstructies
MG33AL10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
omvormer nauwkeuriger afgestemd op de motor
en wordt de thermische belasting beperkt.
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motorther-
mistor
De thermistor is mogelijk ontkoppeld. Stel in 1-90 Therm.
motorbeveiliging in of de frequentieomvormer een
waarschuwing of een alarm moet genereren.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de thermistor correct is aangesloten
tussen klem 53 of 54 (analoge spanningsingang)
en klem 50 (+10 V-voeding) en of de klemscha-
kelaar voor 53 of 54 is ingesteld voor spanning.
Controleer of 1-93 Thermistorbron is ingesteld op
klem 53 of 54.
Controleer bij gebruik van digitale ingang 18 of
19 of de thermistor correct is aangesloten tussen
klem 18 of 19 (digitale ingang, alleen PNP) en
klem 50.
Bij gebruik van een KTY-sensor moet u
controleren op een correcte aansluiting tussen
klem 54 en 55.
Controleer bij gebruik van een thermische
schakelaar of thermistor of de instelling van 1-93
Thermistorbron overeenkomt met de sensorbe-
drading.
Controleer bij gebruik van een KTY-sensor of de
instellingen van 1-95 KTY-sensortype, 1-96
Thermistorbron en 1-97 KTY-drempelwaarde
overeenkomen met de sensorbedrading.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de ingestelde waarde in
4-16 Koppelbegrenzing motormodus of 4-17 Koppelbe-
grenzing generatormodus. 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr.
kan worden gebruikt om voor deze conditie een
waarschuwing gevolgd door een alarm in te stellen in
plaats van enkel een waarschuwing.
Probleem verhelpen
Wanneer de koppelbegrenzing tijdens het
aanlopen wordt overschreden, moet u de
aanlooptijd verlengen.
Wanneer de koppelbegrenzing tijdens het
uitlopen wordt overschreden, moet u de
uitlooptijd verlengen.
Wanneer de koppelbegrenzing tijdens bedrijf
wordt overschreden, kunt u de koppelbegrenzing
mogelijk verhogen. Verzeker u ervan dat het
systeem veilig kan werken bij een hoger koppel.
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.