Het decompressieplafond is de geringste diepte tot welke u tijdens de decompressie
•
mag opstijgen. Alle decompressiestops moeten op of onder deze diepte worden
gemaakt.
De decompressiezone is het optimale gebied voor een decompressiestop. Dit is
•
het gebied tussen het decompressieplafond en 1,4 meter daaronder.
De decompressieondergrens is de grootste diepte waarop decompressie kan
•
plaatsvinden. De decompressie begint wanneer u deze diepte tijdens het opstijgen
passeert.
Het decompressiebereik is het gebied tussen het decompressieplafond en de
•
decompressieondergrens. Binnen dit bereik vindt de decompressie plaats. Houd
er rekening mee dat de decompressie aan of nabij de decompressieondergrens
zeer traag verloopt.
Figuur 6.8. Plafond en ondergrens. Gebied voor aanbevolen en verplichte
veiligheidsstop tussen 6 meter en 3 meter.
71