Figuur 5.6. Opstarten II. Aanduiding batterijspanning.
Na de activeringscyclus dient u een aantal controles uit te voeren om er zeker van te
zijn dat:
de juiste modus is geactiveerd (AIR/NITROX/GAUGE) en alle displaysegmenten
•
worden weergegeven
de aanduiding lage batterijspanning niet aan is.
•
de hoogte en persoonlijke correctiefactoren correct zijn.
•
waarden in de gewenste eenheden (metrisch/Engels) worden weergegeven.
•
de juiste temperatuur en diepte (0,0 meter) worden aangegeven.
•
het geluidssignaal van de alarmfunctie werkt.
•
de zoemer een signaal geeft.
•
u voldoende lucht voor de geplande duik hebt. Controleer ook de aangegeven
•
flesdruk met behulp van een losse manometer.
49