Hoofdstuk 5, Rapporten en gegevensbestanden
178
Insulinedosis invoeren en bewerken
De insulinetypes 1, 2 en 3 zijn in de lijst als volgt ingedeeld:
Als u een insulinepomp gebruikt, wordt de pompinsuline
automatisch als Insuline 1 ingevoerd.
Als u geen insulinepomp gebruikt, kunt u bijvoorbeeld
Insuline 1 toewijzen aan de door u gebruikte kortwerkende
insuline, Insuline 2 aan langwerkende insuline en Insuline 3
aan gemengde insuline.
Om een insulinedosis in een handmatig samengesteld of van
een meter gedownload lijstgegeven in te voeren:
•
Klik met de muis op het gewenste gegeven in de
kolom Insuline 1, 2 of 3 (eventueel hebben deze
kolommen door u gegeven namen).
•
Als het invoerveld gemarkeerd wordt weergegeven,
kunt u de waarde invoeren.
•
Sluit het invoeren van de waarde met de Enter-toets
af.
Om een handmatig ingevoerde insulinedosis te wijzigen of te
wissen:
•
Dubbelklik op de waarde die u wilt wijzigen of wissen.
De cursor knippert nu in dit invoerveld.
•
Wis of wijzig de waarde en druk vervolgens op de
Enter-toets.