Wat als
Wat als...
Controleer bij fouten of storingen steeds
• de voedingsstroom en de elektrische aansluitingen.
• of de hoofdschakelaar en pompschakelaar aan staan.
• of de temperaturen voor de gebruikte smeltlijm wel correct zijn ingesteld.
Een veiligheidsstroomkring begrenst de opwarming van de tank sowieso op 260 °C in
geval van defecten.
Algemene fouten
Storing
Uitvallen van een component (bv.
slangverwarming, tankverwar-
ming, sturing,...)
Temperatuur wijzigt sterk of het
pistool werkt niet.
Er wordt onvoldoende lijm afge-
geven.
De pomp werkt niet.
Mogelijke oorzaak
Bijbehorende zekering defect
Bijbehorende sensor defect
Bijbehorende verwarming defect
Temperatuursensor defect
Besturingseenheid defect
Smelttank leeg
Lijmviscositeit te hoog
Sproeikop van pistool verstopt.
Pompdruk te laag ingesteld.
Tandwielpomp defect
Filterpatroon verontreinigd
Pomp nog niet vrijgegeven. Mel-
dlampjes (4) werken niet
Smeltlijm nog niet gesmolten of te
hoge viscositeit
Motor ov erverhit
De temperatuurschakelaar in de
motor is uitgeschakeld
Aanloopcondensator van de motor
defect
Motor defect
Zekering F1 defect
42
Oplossing
Zekeringen controleren, eventueel
verwisselen (zie hoofdstuk 8.4)
Sensor vervangen
Verwarming vervangen
Vervangen
Vervangen
Vullen
Verwerkingsaanwijzingen van de
fabrikant toepassen
Reinigen
Pompdruk verhogen (zie hoof-
dstuk 7.2)
Vervangen
Vervangen (zie Hoofdstuk 3.3 in
Deel 7 „Onderhoudsschema" van
deze handleiding)
Wachten tot de temperatuur
bereikt is.
Smeltlijm verder laten warmen,
event. werktemperatuur verhogen.
Motor laten afkoelen
Oorzaak verwijderen
Aanloopcondensator laten ver-
vangen. (enkel door bevoegd
personeel!)
Motor laten vervangen (enkel door
opgeleide onderhoudspersoneel!)
Zekering controleren, event. ver-
vangen (zie hoofdstuk 8.4)