Installatie/inwerkingstelling
2.
Verbind de elektrische aansluiting van de slang met de overeenkomstige aansluiting
op de tankinstallatie (zie foto 3.1/2). Hierbij geldt volgende volgorde:
• Slang 1 aan aansluiting (9)
• Slang 2 aan aansluiting (8)
3.
Zet de installatie aan. Wacht tot de installatie een temperatuur van ongeveer 100 °C
heeft bereikt. De temperatuur kunt u aflezen op het display aan de voorzijde van de
installatie.
4.
Schroef de dopmoer van de slang met de hand over de overeenkomstige aansluiting
op de installatie (zie (12) op foto 3.1/2).
5.
Draai met een moersleutel (SW 19) de aansluiting middels de tegenmoer op de tan-
kinstallatie vast. Draai met een andere moersleutel de dopmoer van de slang vast.
6.
Wanneer een van de aansluiting niet wordt gebruikt, moet hij zeker afgesloten wor-
den.
Allereerste inwerkingstelling
Ga als volgt te werk bij een allereerste inwerkingstelling:
1.
Controleer of de installatie correct is aangesloten op een geaarde contactdoos is
aangesloten.
2.
Controleer of de slangaansluitingen en stoppen goed vastgeschroefd zijn.
3.
Open de tankinstallatie en leg de smeltlijm erin. Vul de tank tot max. 25 mm onder de
rand van de tank.
4.
Schakel de hoofdschakelaar in. Het toestel begint op te warmen. Afhankelijk van de
I
ingestelde werktemperatuur en de hoeveelheid lijm duurt het opwarmen ongeveer
0
een half uur. De temperatuur van de tank, de slang en de spraykop kan u zien op de
display.
5.
Van zodra de werktemperatuur is bereikt, licht het controlelampje „temperatuur be-
reikt" op.
6.
Zet de pompaandrijving aan.
I
7.
Hou het handapparaat met de nozzle boven een stuk karton. Druk zolang op de trek-
0
ker tot er constant lijm uit het handapparaat met de nozzle komt.
8.
Na fabricatie ondergaat de installatie enkele testen. Daartoe wordt lijm in de installa-
tie gelegd waarvan de resten voor het eerste gebruik moeten verwijderd worden.
Hou de trekker nu zolang ingedrukt tot de door u op de trekker bijgevulde lijm uit de
lijmkop komt.
9.
Nu kan de installatie geprogrammeerd en gebruikt worden.
16