18
Reparatie, onderhoud en instellingen door vakpersoneel
18.1
Reminstallatie onderhouden
18.1
Reminstallatie onderhouden
Gevaar voor letsel door schade aan de reminstallatie
Schade aan de reminstallatie kan afbreuk doen aan de veilige werking van de machine en
ongevallen veroorzaken. Daardoor kunnen personen ernstig gewond raken of gedood
worden.
Instel- en reparatiewerkzaamheden aan de reminstallatie mogen alleen door
geautoriseerde vakwerkplaatsen of erkende remdiensten uitgevoerd worden.
De remmen regelmatig door een vakwerkplaats laten controleren.
Beschadigde of versleten remslangen onmiddellijk door een gespecialiseerde werkplaats
laten vervangen.
Onregelmatigheden of storingen bij de functie van de reminstallatie moeten meteen door
een gespecialiseerde werkplaats worden verholpen.
Alleen een machine met intacte reminstallatie mag voor de werkzaamheden op het veld
of het rijden op de weg worden gebruikt.
Veranderingen aan de reminstallatie mogen zonder goedkeuring van de fa. KRONE niet
worden uitgevoerd.
Voor natuurlijke slijtage, gebreken door overbelasting en veranderingen aan de
reminstallatie biedt de fa. KRONE geen garantie.
18.1.1
Dikte van de voering van de remschoenen controleren
De dikte van de voering van de remschoenen moet minstens 2 mm dik zijn.
Wanneer de dikte van de voering kleiner is dan 2 mm, moeten de remvoeringen door een
KRONE servicepartner worden vervangen.
18.1.2
Slag van de remcilinder controleren
De bedrijfsrem met volle druk bedienen.
De slag van de remcilinder controleren.
Æ Wanneer de slag op de gaffelkop meer dan 2 derde van de maximale cilinderslag bedraagt,
moet de rem worden ingesteld.
Max. cilinderslag bij membraanremcilinder met 9"/12": ongeveer 60 mm
Max. cilinderslag bij membraanremcilinder met 16"/20": ongeveer 75 mm
18.1.3
Overbrengingsstangen en remhendel op de tandemas instellen
Door de natuurlijke slijtage van remtrommel en remvoering moeten de remmen regelmatig
worden gecontroleerd en ingesteld.
Opdat een correcte functie gegarandeerd is en een voldoende remvermogen kan worden
bereikt moet de afstand tussen remvoering en remtrommel zo gering mogelijk worden
gehouden. Deze afstand wordt op de overbrengingsstangen en op de remhendels ingesteld.
De bediening van het remsysteem is in de fabriek ingesteld. Een instelling is noodzakelijk
wanneer
•
de remwerking minder wordt (bijv. door slijtage aan de remschoenen) en/of
•
de bedieningsweg van de remcilinder W zich niet in het gebied van W=35±5 mm bevindt.
306
WAARSCHUWING
Originele handleiding 150001057_02_nl
Comprima CV 150 XC