Leidingkoppeling
verwarmingssysteemcircuit
Een lijst met compatibele producten vindt u in het
hoofdstuk "Compatibele binnenmodules en regelmodu-
les".
LET OP!
Het aansluiten op een regelmodule is anders
dan het aansluiten op een binnenmodule.
Zie de installatiehandleiding van de binnenmo-
dule/regelmodule.
Ontlucht de warmtepomp met de aansluiting "aanvoer
afgiftesysteem" (XL1) met behulp van de ontluchting-
snippel op de meegeleverde flexibele slang.
Als volgt installeren:
■
expansievat
■
drukmeter
■
veiligheidskleppen
■
aftapklep
Voor het aftappen van de warmtepomp tijdens lang-
durige stroomuitvallen.
■
terugslagklep
Installaties met slechts één warmtepomp: een terug-
slagklep is alleen nodig in gevallen waarbij de plaatsing
van de producten ten opzichte van elkaar kan zorgen
voor recirculatie.
Cascade-installaties: iedere warmtepomp moet wor-
den voorzien van een terugslagklep.
■
laadpomp
■
afsluiter
Om toekomstig onderhoud te vergemakkelijken.
■
meegeleverde filterbal (QZ2)
Geïnstalleerd vóór aansluiting "retour afgiftesysteem"
(XL2) (de onderste aansluiting) op de vacuümpomp.
■
wisselklep.
Bij het aansluiten op de regelmodule en als het systeem
moet kunnen werken met zowel het klimaatsysteem
als de warmwaterboiler.
XL1
P
XL2
Op de afbeelding ziet u aansluiting op de regelmodule.
22
Hoofdstuk 4 |
Aansluiting van de leidingen
Laadpomp
De laadpomp (niet inbegrepen bij het product) wordt
ingeschakeld en bediend vanaf de binnenmodule/de
regelmodule. Hij heeft een ingebouwde vorstbescher-
mingsfunctie en mag daarom niet worden uitgeschakeld
bij vorstgevaar.
Bij temperaturen onder +2 °C loopt de laadpomp perio-
diek om te voorkomen dat het water gaat bevriezen in
het laadcircuit. De functie biedt ook bescherming tegen
overtemperatuur in het laadcircuit.
Drukval, zijde van het verwarmingssysteem
Drukval
(kPa)
30
25
20
15
10
5
0
0,0
0,1
0,2
0,3
Flexibele slang leidingaansluitingen
Alle buitenleidingen moeten geïsoleerd zijn met leidin-
gisolatie met een dikte van ten minste 19 mm.
De meegeleverde flexibele slangen fungeren als trillings-
dempers. De flexibele leidingen zijn zo gemonteerd dat
er een elleboog ontstaat waardoor ze als trillingsdempers
fungeren.
Alternatieve installatie
De vereiste veiligheidsuitrusting moet worden geïnstal-
leerd conform de geldende voorschriften voor alle instal-
latie-opties.
Zie voor informatie over installatiemogelijkheden de
handleiding van de regelunit.
Accessoires aansluiten
Instructies voor het aansluiten van accessoires zijn te
vinden in de bijgeleverde installatie-instructies voor elk
accessoire. Zie hoofdstuk Accessoires voor een lijst met
accessoires die kunnen worden gebruikt met de
CTC CombiAir.
10
10
0,4
0,5
0,6
0,7
Debiet
CTC CombiAir MR
6
6
0,8
l/s