20
|
Configuratie
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
• SW: Nummer instelling
• —: Waardenummer
: Standaard
•
(2)
Ventilatorsnelheid:
• LL: Lage ventilatorsnelheid (ingesteld bij thermostaat UIT)
• L: Lage ventilatorsnelheid (ingesteld door gebruikersinterface)
• Instelvolume: De ventilatorsnelheid komt overeen met de door de gebruiker met de ventilatorsnelheidsknop op de
gebruikersinterface ingestelde snelheid (laag, middelmatig, hoog).
• Monitoring 1, 2: De ventilator staat UIT, maar draait om de 6 minuten even met LL (Monitoring 1) of L (Monitoring 2) om de
kamertemperatuur te detecteren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
72
Als u het bereik van de uitblaasrichting wil
instellen op...
Bovenste
Midden
Onderste
Instelling: Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
Deze instelling moet overeenstemmen met de behoeften van de gebruiker. Zij
bepaalt de ventilatorsnelheid van de binnenunit bij thermostaat UIT.
1 Als u de ventilatoren op werking hebt ingesteld, stel dan ook de
luchtvolumesnelheid in:
Als u wilt...
Thermostaat UIT
tijdens koelen
Thermostaat UIT
tijdens verwarmen
(a)
Gebruik alleen in combinatie met de optionele remote sensor of wanneer de instelling M
10 (20), SW 2, — 3 wordt gebruikt.
Instelling: Tijd om filter te reinigen
Deze instelling moet overeenstemmen met de luchtvervuiling in de kamer. Zij
bepaalt het interval waarop de melding "Time to clean air filter" (tijd om het
luchtfilter te reinigen) op de gebruikersinterface verschijnt.
(2)
L
(2)
Instelvolume
(a)
UIT
(2)
Monitoring 1
(2)
Monitoring 2
(2)
L
(2)
Instelvolume
(a)
UIT
(2)
Monitoring 1
(2)
Monitoring 2
(1)
Dan
M
SW
13 (23)
4
(1)
Dan
M
SW
12 (22)
6
12 (22)
3
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
—
01
02
03
—
01
02
03
04
05
01
02
03
04
05