4.6.4
Voorbereiding en controle van de aansluiting van het watercircuit
De systemen hebben waterinlaten en -uitlaten voor aansluiting van de warmtepomp op het watercircuit van het systeem.
Dit circuit moet door een bevoegde technicus op het systeem aangesloten worden en moet voldoen aan alle toepasselijke
geldende nationale en Europese normen.
OPMERKING - De onderstaande onderdelen zijn niet bij het systeem inbegrepen, maar worden op aanvraag geleverd,
ook als de installatie van deze onderdelen verplicht is.
Als vuil in het watercircuit doordringt, zouden er problemen kunnen ontstaan. Neem daarom bij de aansluiting van het
watercircuit de volgende regels in acht.
1.
Gebruik alleen leidingen die aan de binnenkant schoon zijn.
2.
Houd het uiteinde van de leiding naar beneden gericht bij het verwijderen van bramen.
3.
Bedek het uiteinde van de leiding wanneer de leiding door een muur gevoerd wordt om te voorkomen dat stof
en vuil de leiding binnendringen.
4.
Reinig de leidingen van het systeem tussen de filter en de eenheid met stromend water alvorens de leidingen
aan te sluiten.
1
Waterinlaat verdamper:
2
Debietregelaar
3
Sensor waterinlaat
4
Waterinlaatleiding met debietregelaar en temperatuursensor waterinlaat
5
Verbinding
6
Retourleiding
7
Waterleiding circuit
8
Filter
9
Filter en houder
Het water in het systeem moet bijzonder schoon zijn en alle sporen van olie en roest moeten worden verwijderd. Installeer
een mechanische filter op de inlaat van elke warmtewisselaar. Indien geen mechanische filter geïnstalleerd wordt, kunnen
vaste deeltjes en/of lasbramen in de warmtewisselaar terecht komen. We raden aan om een filter te installeren met een
filterzeef met openingen met een maximale diameter van 1,1 mm.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade aan de warmtewisselaars in geval de
mechanische filters niet geïnstalleerd worden.
4.6.5
Warmteterugwinning
De systemen kunnen optioneel worden uitgerust met een warmteterugwinningsinstallatie.
Dit systeem bestaat uit een watergekoelde warmtewisselaar op de afvoerleiding van de compressor en een speciaal
beheer van de condensatiedruk.
Om de werking van de compressor binnen zijn mantel te verzekeren, mogen systemen met warmteterugwinning niet
werken bij een temperatuur van het water voor de terugwinning lager dan 20°C.
De ontwerper van de installatie en de installateur van het systeem zijn er verantwoordelijk voor dat deze waarde in acht
wordt genomen (bijv. door het gebruik van een bypassklep voor recirculatie).
D-EIMHP01302-20_01NL - 19/47