3.
- U kunt de kalibratiegegevens voor het betreffende product ook wissen.
5.4.1
Parameter "Kalibratiefactor"
U kunt de kalibratiefactor alleen bewerken als deze functie is geactiveerd. Anders wordt altijd de waarde
weergegeven die bij de afdraaiproef is bepaald.
5.4.2
Parameter "Werksnelheid"
Geeft de waarde weer die bij de afdraaiproef is ingesteld.
5.4.3
Parameter "Gewenste waarde"
Geeft de waarde weer die bij de afdraaiproef is ingesteld.
5.5
Producten aan een tank toekennen
In het scherm "Instellingen/tank" moet u aan de tank een product toekennen. De volgende parameters
zijn aanwezig:
"Tank": definieert de actueel gekozen tank.
"Toegekend product": definieert welk product aan een tank moet worden toegekend.
Procedure:
1. Op het werkscherm drukt u op:
Scherm "Instellingen/tank" verschijnt.
2. Configureer de parameters.
5.6
Werkpositie configureren
In het venster "Instellingen" moet u kiezen van waar de jobcomputer de informatie over de werkpositie
krijgt.
"Tractor"
Van een werkpositiesensor op de machine: de selecteerbare sensor schakelt een bepaalde
component van de machine door.
"Nee": de jobcomputer bevindt zich standaard altijd in de werkpositie. Daarbij betrekt de
jobcomputer geen externe informatie over de werkpositie.
Procedure:
1. Op het werkscherm drukt u op:
Scherm "Instellingen" verschijnt.
2. Configureer de parameter "Werkpositie".
Tractor
Werkpositiesensor 1
Werkpositiesensor 2
APV – Technische Produkte GmbH
>
>
ISOBUS
Hefsensor massaschakelend
Hefsensor plusschakelend
Vertaling van de originele handleiding ISOBUS-computer
> (
)
> (
)
Pagina 21