4.
Boven het punt met de kortste afstand een streep
zetten en de afstandsmeting met de meettoets stop-
pen.
Na het meten van de laatste afstand, berekent het
apparaat direct de „Indirecte afstand".
Het systeem controleert of de geometrische verhou-
dingen een resultaatberekening toelaten. Een ongel-
dig resultaat, veroorzaakt vanwege niet voldoen aan
de geometrische eisen, wordt met een knipperende
resultaatregel aangeduid. In dit geval moeten een of
meerdere afstanden opnieuw worden bepaald.
7.10.3 Samengestelde Pythagoras variant
4.044
Volg de grafische weergave die met knipperende drie-
hoekszijden de te meten afstanden aangeeft. Als de
noodzakelijk 3 afstanden zijn gemeten, wordt het re-
sultaat berekend en in de resultaatregel weergegeven.
1.
Om de functie samengestelde Pythagoras variant te
activeren op de FNC-toets drukken.
AANWIJZING Na het starten van de functie "Sa-
mengestelde Pythagoras variant" is de laserstraal al
ingeschakeld.
2.
Richt het apparaat op het richtpunt dat in het display
wordt getoond.
Druk op de meettoets.
3.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de middelste afstand te meten.
4.
Het display vraagt om de laatste afstand te meten.
AANWIJZING Hier dient er met name rekening mee
te worden gehouden dat deze afstand in de conti-
numeetmodus wordt gemeten om het punt met de
kortste (rechthoekige) afstand preciezer te bepalen.
Na het meten van de laatste afstand, berekent het
apparaat direct de „Indirecte afstand".
Het systeem controleert of de geometrische verhou-
dingen een resultaatberekening toelaten. Een ongel-
dig resultaat, veroorzaakt vanwege niet voldoen aan
de geometrische eisen, wordt met een knipperende
resultaatregel aangeduid. In dit geval moeten een of
meerdere afstanden opnieuw worden bepaald.
7.823 m
4.762
m
3.894
m
m
7.11 Actuele meetwaarden opslaan
27.317
In de standaardweergave worden bij meerdere afstands-
metingen maximaal 3 eerdere afstanden in de regels
voor de tussenresultaten weergegeven, d.w.z. in totaal
worden de vier laatst gemeten afstanden weergegeven
of opgeslagen. In de laatste regel staat dan de laatst
gemeten meetwaarde.
7.12 Gegevensgeheugen
+
M
4
27.317
Het apparaat slaat tijdens het meten voortdurend meet-
waarden en functieresultaten op. In totaal worden op
deze wijze maximaal 30 aanduidingen incl. de grafische
symbolen opgeslagen. Onder de volgende voorwaarden
wordt telkens een complete aanduiding opgeslagen.
Een functie levert een geldig resultaat indien:
In de standaardweergave een geldige afstand wordt ge-
meten.
Met de plustoets worden afstanden opgeteld – het laatste
totaalresultaat wordt telkens opgeslagen.
Met de mintoets afstanden worden afgetrokken – het
laatste verschilresultaat wordt telkens opgeslagen.
AANWIJZING
Indien het geheugen reeds met 30 aanduidingen is gevuld
en een nieuwe aanduiding in het geheugen wordt opge-
m
5.489
12.349
m
24.634
m
m
m
5.489
+
12.349
m
m
2
139
nl