Aanwijzingen voor de installateur
14. INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde
normen.
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum
afstand van 5 cm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B van de
installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op
een afstand van minstens 75 cm bevinden.
A)
B)
Ingebouwd toestel
Vrijstaand toestel
14.1 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken
die worden aangeduid op het plaatje in de bergruimte. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Wanneer het toestel aan het netwerk wordt verbonden met een vaste aansluiting, moet op de
stroomtoevoerlijn
een
omnipolair
onderbrekingsmechanisme
voorzien
worden,
met
een
openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm , en dat op een makkelijk bereikbare plaats nabij
het toestel gemonteerd is.
De aansluiting op het elektriciteitsnet kan vast of met een stekker en stopcontact zijn. In het laatste geval
moeten die geschikt zijn voor de gebruikte kabel en conform de van kracht zijnde normen zijn. Voor elk
type van aansluiting moet het toestel verplicht een aarding hebben. Vóór de aansluiting moet u
controleren of de stroomtoevoerlijn voorzien is met een geschikte aarding. Vermijdt het gebruik van
adapters die oververhittingen zouden kunnen veroorzaken.
18