diafragma-, sluitertijd-, ISO- en witbalansinstellingen behouden. De opnameomstandigheden
worden niet behouden in de volgende gevallen:
• Zelfontspanner
• Opnamen maken met de intervaltimer
• Intervalcompositie
• Stand 3
Zelfontspanner
De zelfontspanner kan worden ingesteld op twee seconden of een
aangepaste instelling. Een instelling van twee seconden is handig om
cameratrillingen te voorkomen. Bij [Aangepaste zelfontspanner] kunt u de
opslagcapaciteit en de opname-interval instellen.
1
Druk op de knop t.
Het scherm voor instelling van de zelfontspanner verschijnt.
Door op de knop t te drukken, wisselt u tussen [Zelfontsp. 2 sec],
[Aangepaste zelfontspanner] en [Zelfontsp. uit].
2
Maak een foto.
Het AF hulplicht gaat branden wanneer de
zelfontspanner start.
Opmerking ---------------------------------------------------------------------------------------------------
• Ook na het maken van de foto blijft de camera in de zelfontspannerstand. Selecteer [Zelfontsp. uit] als
u de zelfontspanner wilt annuleren.
• Het AF hulplicht gaat niet branden wanneer de zelfontspanner is ingesteld op [Zelfontsp. 2 sec].
• Wanneer [Aangepaste zelfontspanner] is geselecteerd, kunt u bij [Aangepaste zelfontspanner] in het
menu [Foto's nemen] de volgende onderdelen instellen.
Aantal opnamen
Opname-interval
• Wanneer het aantal opnamen twee of meer is, wordt de focus vast ingesteld op de positie van de
eerste opname.
• De knop t wordt gebruikt als de Fn2-knop. De zelfontspanner kan niet worden gebruikt wanneer
een andere functie dan de zelfontspanner is geregistreerd bij [Fn2-knop instellen] (Gp.107) in
het menu [Belangrijke opties].
• [Aangepaste zelfontspanner] kan niet worden geselecteerd wanneer de focus is ingesteld op
[Onderw. Volgen].
34
1 t/m 10 (standaard is 2)
5 t/m 10 sec. (standaard is 5 sec.)