Probleem
De flitser verlicht het
onderwerp niet.
Foto' s zijn te helder.
Foto' s zijn te donker.
Kleuren zijn on-
natuurlijk.
De helderheid van
het scherm verandert
tijdens scherpstelling.
Op foto' s zijn verticale
strepen ("smeer") te
zien.
Er worden geen
niveau-aanduidingen
weergegeven.
6
De foto is niet
horizontaal hoewel
de niveau-aanduiding
aangaf dat de camera
horizontaal was.
Weergave/Verwijderen
Probleem
Er worden geen fotogege-
vens getoond.
Kan geen foto' s weergeven,
of het scherm wordt niet
getoond op een audiovisueel
apparaat.
128
Oorzaak
Het onderwerp is meer dan 3 meter
verwijderd van de camera.
Het onderwerp is donker.
De flitsintensiteit is te laag.
De flitserklep is niet volledig open.
De flitsintensiteit is te hoog.
Het scherm is te helder.
Het onderwerp is slecht verlicht.
Het scherm is te donker.
De camera kan met gebruik
van automatische witbalans de
witbalans niet aanpassen aan de
opnameomstandigheden.
De omgevingsverlichting is slecht
of verschilt van die welke wordt
gebruikt voor autofocus.
Het onderwerp is te helder.
[Niveau-instelling] staat ingesteld
op [Off].
Niveau-aanduidingen zijn ver-
borgen.
Camera wordt ondersteboven
gehouden.
De camera is bewogen toen de foto
werd gemaakt.
Onderwerp is niet horizontaal.
Oorzaak
Indicators zijn verborgen.
AV- of HDMI-kabel niet juist aange-
sloten.
De instelling van [Video-uit modus]
is niet juist.
Oplossing
Ga dichter naar het onderwerp toe.
Vergroot de flitsintensiteit.
Vergroot de flitsintensiteit.
Belemmer de flitserklep niet.
Wijzig de lichtintensiteit van de flitser.
Ga verder vanaf het onderwerp staan.
Gebruik een andere lichtbron.
Stel de helderheid van het scherm af.
Open de flitser.
Stel de helderheid van het scherm af.
Neem een wit object in de foto op of kies een
andere witbalansoptie.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Wijzig [Niveau-instelling] dusdanig dat de
niveau-aanduiding wordt weergegeven.
Gebruik [DISP.-knop weergave instellen] om de
weergave-instelling te wijzigen.
Houd de camera in de juiste stand vast.
Maak geen opnamen van bewegende
objecten.
Maak het onderwerp recht.
Oplossing
Druk op DISP. om indicators te tonen.
Sluit de kabel opnieuw aan.
Kies een andere videomodus.
Pagina
—
p.70
p.70
p.69
p.70
p.109
p.69
p.109
p.59
—
—
p.35
p.110
—
—
—
Pagina
p.22
p.94
p.95