5.3.3 Dichtheidsbepaling van dalende vaste stoffen (d > 1 g/cm
1. De dompelkorf afnemen en in het midden van het platform het bekerglas met het
hulpvloeistof plaatsen. De invulhoogte dient ca. ¾ van het volumen te bedragen.
Deze kan het statief niet aanraken.
De dompelkorf opnieuw ophangen. Deze kan het bekerglas niet aanraken. De
weegschaal op nul zetten.
De toets UNIT meermaals drukken totdat de weegschaal naar de modus
dichtheidsbepaling van vaste stoffen wordt omgeschakeld.
2. Het monster van de vaste stof in de bovenste schaal voor monsters inzetten, zie
afb. 1, hoofdstuk 5.1.2.
3. Afwachten totdat de stabilisatieaanduiding ( ) verschijnt en vervolgens de toets
CAL drukken.
4. Het monster van de vaste stof in de onderste schaal voor monsters inzetten, zie
afb. 2, hoofdstuk 5.1.2.
Daarvoor de dompelkorf uit het statief halen. Bij volgende onderdompeling
mogen geen aanvullende luchtbellen ontstaan; het monster het liefst met een
pincet inzetten of direct op de schaal met zeef leggen. Het monster dient
tenminste 1 cm in de vloeistof te worden gedompeld.
De dichtheid van het monster wordt door de weegschaal bepaald en afgelezen.
5. Nadat een optionele printer wordt aangesloten kan het resultaat worden geprint.
6. Het monster afnemen. Om volgende metingen uit te voeren de toets CAL
drukken en de procedure van stap 2 beginnen.
Om beschadigingen door corrosie van indompelkorf te vermijden, dient hij in de
vloeistof niet voor langere periode te worden ondergedompeld.
YDB-03-BA-nl-2215
Het monstergewicht in de lucht verschijnt.
3
)
39