Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

In-/uitschakelen met toets
Inschakelen
Druk de toets in.
Het controlelampje gaat uit.
Uitschakelen
Druk de toets in.
Het controlelampje licht op.
Het symbool verschijnt op het dis-
play.
7.2.3

Contactslot

0
Contact uit.
De contactsleutel (1) kan alleen in deze
stand worden ingestoken resp. uitgetrokken.
I
Contact aan.
II
Motor starten
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen
De stuurinrichting en remmen van de
graafmachine functioneren slechts
beperkt wanneer de motor uitgeschakeld
is. Dit kan ongevallen veroorzaken.
 Schakel het contact alleen uit wanneer de
graafmachine stilstaat.
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen
Wanner de boorbesturing ingeschakeld
is bij stand I van de contactsleutel, kun-
nen ongevallen ontstaan.
 In de gevarenzone van de graafmachine
mogen zich geen personen ophouden.
 Resp. voorbesturing uitschakelen.
7.2.4

Testrun

Draai de contactsleutel in stand I, zie pagina 77.
Alle waarschuwings- en controlelampjes lichten
op het bedieningsunit en display op.
AANWIJZING
Materiële schade
Wanneer niet alle waarschuwings- en
controlelampjes niet aangaan, is een sto-
ring opgetreden en kunnen beschadigin-
gen ontstaan.
 Verhelp de storing direct.
Het waarschuwingslampje moet op be-
dieningsunit en display branden totdat de
motor gestart is.
AANWIJZING
Materiële schade
Materiële schade
Erlischt die Warnleuchte direkt nach dem
Testdurchlauf, liegt eine Störung vor und
es kann zu Beschädigungen kommen.
 Störung umgehend beheben.
Opmerking
Na de testrun wordt de standaardweergave op
het display aangegeven, zie pagina 32.
WAARSCHUWING
Lichamelijk letsel en materiële
schade
Wanneer nog andere waarschuwings-
lampjes branden of foutmeldingen/waar-
schuwingen worden weergegeven op het
display, is een storing opgetreden en kan
persoonlijk letsel of materiële schade
ontstaan.
 Verhelp de storing direct.
De volgende waarschuwingslampjes branden op
bedieninsunit en display kunnen blijven of tijdens
het gebruik oplichten:
Het waarschuwingslampje gaat branden
na het signaleren van een fout of een de-
fecte zekering, zie pagina 150 en
pagina 163.
Het controlelampje licht op bij de
volgende storingen:
 Koelvloeistofpeil te laag
 Koelvloeistoftemperatuur te hoog
 Motoroliedruk te laag
 Luchtfilter vervuild
 Temperatuur van hydraulische olie te hoog
7
Bediening
77

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave