4. Sluit pluskabel (2) aan op pluspool (3).
5. Sluit minkabel (4) aan op minpool (5).
6. Stel de acculader volgens de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant van het apparaat in en
schakel het apparaat in.
Opmerking
Bij een normale oplading dient de laadstroom
max. 10% van de accucapaciteit te bedragen,
bijv. bij een 100-Ah-accu max. 10 A.
7. Laadtoestel uitschakelen.
8. Controleer de laadtoestand van de accu's.
9. Sluit minkabel (6) aan op minpool (7).
10.Pluskabel (4) vom Pluspol (5) abklemmen.
11.Plaats de accukap (2) en schroef de vleugel-
schroeven (1) vast.
12.Sluit onderhoudskap.
Starthulp
Wanneer de accu's ontladen zijn, kan
een ander voertuig met 24 volt boordspanning
starthulp geven of
met behulp van een geschikte acculader
worden gestart.
+
Opmerking
Graafmachine in geparkeerde toestand snel-
starten, zie pagina 85.
Onderhoud
VORSICHT
Lichamelijk letsel
Bij ondeskundig starthulp kan persoon-
lijk letsel ontstaan.
De beschreven volgorde bij het loskop-
pelen en aansluiten dient beslist te wor-
den aangehouden.
Draag de desbetreffende persoonlijke be-
schermingsuitrusting, bijv. zuurbestendi-
ge handschoenen.
AANWIJZING
Materiële schade
Bij gebruik van een starthulp kan schade
aan de elektrische installatie ontstaan.
De startspanning van buitenaf dient 24V
te bedragen.
Wanneer met behulp van een acculader
wordt gestart, mogen alleen acculaders
met een geregelde, gestabiliseerde uit-
gang worden gebruikt.
Let altijd op de juiste polariteit van de
aansluit klemmen.
Gebruik uitsluitend startkabels met een
voldoende afmeting (min. 95 mm
wenden.
Gebruik geen starthulp wanneer accu's
uitgebouwd of losgekoppeld zijn.
Gebruik geen starthulp wanneer accu's
beschadigd zijn.
Gebruik de startup niet wanneer de elekt-
rische installatie is uitgeschakeld, zie
pagina 46.
9
2
) ver-
149