▼ Let op sneeuw en het bevriezen van de buitenunit
• De luchtinlaat en -uitlaat van de buitenunit kunnen in de winter door sneeuw worden bedekt of bevriezen.
De unit zal onjuist functioneren of slecht verwarmen indien er sneeuw of ijs op de buitenunit is.
• Controleer derhalve in de winter dat water goed via de aftapslang wegloopt en er geen water wat kan bevriezen
achterblijft. Bevroren water in de aftapslang of in de buitenunit veroorzaakt een onjuiste werking of slechte
verwarming.
▼ Gebruiksomstandigheden voor de airconditioner
Gebruik de airconditioner voor optimale prestaties bij volgende temperatuursomstandigheden:
Buitentemperatuur
Kamertemperatuur
Koelen
Relatieve luchtvochtigheid in de kamer – lager dan 80 %. Als de airconditioner bij
[VOORZICHTIG]
temperaturen buiten dat bereik wordt gebruikt, kan zich condenswater vormen op het
oppervlak van de airconditioner.
Buitentemperatuur
Verwarmen
Kamertemperatuur
Als de airconditioner niet onder bovenstaande omstandigheden wordt gebruikt, kan de beveiliging in werking
treden.
29-NL
: –15 °C tot 46 °C (drogekleptemp.)
: 21 °C tot 32 °C (drogekleptemp.), 15 °C tot 24 °C (nattekleptemp.)
: –15 °C tot 15 °C (nattekleptemp.)
:
15 °
C tot 28
°C
(drogekleptemp.)
– 15 –
11
Installeren
Installeer de airconditioner niet op de volgende plaatsen
• Installeer de airconditioner niet op minder dan 1 m van een tv, stereo-installatie of radio. Op die plaatsen zou de
ruis van de airconditioner een nadelig effect kunnen hebben op de werking van die apparatuur.
• Installeer de airconditioner niet in de buurt van hoogfrequente apparatuur (naaimachine of professionele
massageapparatuur enz.). De werking van de airconditioner kan erdoor verstoord worden.
• Installeer de airconditioner niet op een plaats waar ijzer- of ander metaalstof aanwezig is. Als stof van ijzer of
andere metalen zich hecht aan, of zich ophoopt in het binnenwerk van de airconditioner, kan dit spontaan tot
ontbranding komen en brand veroorzaken.
• Installeer de airconditioner niet in een vochtige of oliehoudende omgeving of op een plaats waar stoom, roet of
bijtende gassen opgewekt worden.
• Installeer de airconditioner niet in een zoute omgeving, zoals aan de kust.
• Installeer de airconditioner niet op een plaats waar veel machineolie wordt gebruikt.
• Installeer de airconditioner niet op een plaats die gewoonlijk blootgesteld wordt aan sterke wind, zoals aan de
kust.
• Installeer de airconditioner niet op plaatsen waar veel zwavelhoudende gassen worden opgewekt, zoals in een
kuuroord.
• Installeer de airconditioner niet op een vaartuig of in een mobiele kraan.
• Installeer de airconditioner niet in een atmosfeer met een hoog gehalte aan zuren of basen (in een gebied met
geisers of in de nabijheid van een chemicaliënfabriek, of op een plaats waar veel verbrandingsgassen
uitgestoten worden). De aluminium vin en de koperen leiding van de warmtewisselaar kunnen aangetast
worden.
• Installeer de airconditioner niet dicht bij een obstakel (ventilatiegat, lichtapparatuur, enz.) die het uitblazen van
lucht kunnen hinderen. (Een onstandvastige luchtstroom kan de werking van het toestel verminderen of
uitschakelen.)
• Gebruik deze airconditioner niet voor speciale doeleinden zoals het conserveren van voedsel, precisie-
instrumenten of kunstobjecten, het fokken van dieren of kweken van planten.
(Het kan de kwaliteit van de bewaarde materialen aantasten.)
• Installeer de airconditioner niet boven een voorwerp dat niet nat mag worden. (Bij een luchtvochtigheid vanaf
80 % of wanneer de afvoeropening verstopt is, kan er condenswater uit de binnenunit lopen.)
• Installeer de airconditioner niet op een plaats waar een natuurlijk oplosmiddel gebruikt wordt.
• Installeer de airconditioner niet dicht bij deuren of ramen die aan vochtige buitenlucht blootgesteld zijn.
Er kan condenswater op de airconditioner ontstaan.
• Installeer de airconditioner niet op een plaats waar vaak een bijzondere spray verstoven wordt.
Houd rekening met ruis of trillingen
• Installeer de airconditioner niet op een plaats waar het geluid van de buitenunit of de hete lucht van de
luchtuitlaat overlast voor de buren veroorzaakt.
• Installeer de airconditioner op een stevige en stabiele ondergrond om te voorkomen dat resonantie, het
motorgeluid en trillingen overgebracht worden.
• Als een binnenunit in werking is, kunnen de andere binnenunits ook enig geluid produceren, hoewel die niet in
werking zijn.
30-NL