Een bruikbare videoresolutie verkrijgen
Het systeem werkt in VGA-modus wanneer het videodisplaystuurprogramma niet draait om alle monitortypes te
ondersteunen. De VGA-modus wordt tijdens de eerste installatie van het videodisplaystuurprogramma gebruikt en
wanneer u videoproblemen ondervindt. Als u een resolutie selecteert waardoor de monitor een onjuist beeld geeft,
probeert u dan de volgende methoden om een bruikbare videoresolutie te verkrijgen.
De optie Laatstbekende goede configuratie in Windows NT gebruiken
Druk op CTRL+ALT+DEL, maar meld u niet aan bij het Windows NT-besturingssysteem. In plaats daarvan sluit u af
en gebruikt u de optie Laatstbekende goede configuratie om naar de laatste goede configuratie terug te keren die
door Windows NT geregistreerd werd.
1. Start het systeem opnieuw.
2. Druk op de
SPATIEBALK
goede configuratie op te roepen.
N.B.: Als u met deze optie het videodisplayprobleem niet kunt oplossen, start u het systeem opnieuw in VGA-modus
en zet u de instellingen van uw display op een resolutie van 640 x 480 en een herhalingsfrequentie van 60 Hz. Start
Windows NT dan opnieuw in niet-VGA-modus.
In Veilige modus in Windows 2000 opstarten
Druk op CTRL+ALT+DEL, maar meld u niet aan bij het besturingssysteem Windows 2000. In plaats daarvan sluit u
af en start u opnieuw in Veilige modus om een andere resolutie te kiezen of het videostuurprogramma te
herinstalleren.
1. Start het systeem opnieuw.
2. Wanneer het opstartscherm verschijnt, drukt u op F8 om het Windows 2000-menu met geavanceerde opties
op te roepen.
3. Kies 'Veilige modus' en druk dan op E
N.B.: Als u met deze optie het videodisplayprobleem niet kunt oplossen, start u het systeem opnieuw in VGA-modus
en zet u de instellingen van uw display op een resolutie van 640 x 480 en een herhalingsfrequentie van 60 Hz. Start
Windows NT dan opnieuw in niet-VGA-modus.
Bepalen of een eenheid defect is
1. Indien mogelijk dient u alle bestanden op te slaan en af te sluiten. Daarna zet u het besturingssysteem uit.
2. Zet de stroom naar de monitor en het werkstation uit.
Belangrijk: Altijd de stroom naar het werkstation uitzetten voordat u de kabels aansluit of ontkoppelt.
3. Controleer alle kaart- en kabelverbindingen en sluit ze indien nodig opnieuw aan.
4. Zet de monitor aan. Als het LED-lampje niet brandt, gaat u naar 'Hulp verkrijgen' in deze sectie.
5. Zet de systeembasiseenheid aan. Als het LED-lampje op de basiseenheid niet gaat branden, of als de
BIOS-signaalcodes een fout aangeven, gaat u naar 'Hulp verkrijgen' in deze sectie.
Problemen oplossen
bij het volgende bericht: Druk NU op de spatiebalk om het menu Laatstbekende
om naar het opstartscherm terug te keren.
NTER
Gebruikersgids voor 3Dlabs-videoversnellerkaart
29