Gebruik parameter A061 en A062 alleen als het lastwerktuig niet (langdurig) een bepaald
(minimum) toerental mag draaien. Dit omdat de parameter A061 en A062 het setpoint
F001 als volgt begrenst:
A062 *100 < F001 < A061*100
A004
Valt het gewenste setpoint buiten het bereik van F001 verhoog dan A004.
Terugkoppelsignaal:
Controleer vooraf het terugkoppelsignaal door parameter d004 uit te lezen. Middels de
parameters A011-A014 of A101-A104 kan het terugkoppelsignaal worden afgeregeld,
welke direct de uitlezing van d004 beïnvloeden.
Geïnverteerde PID-regeling:
De PID-regeling kan m.b.v. parameter A077 worden geïnverteerd:
A077 = 00 : normale PID-regeling. Wanneer de gemeten waarde lager is dan de gewenste
waarde zal de uitgestuurde frequentie verhoogd worden. Wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de gewenste waarde zal de uitgestuurde frequentie verlaagd worden.
A077 = 01 : geïnverteerde PID-regeling. Wanneer de gemeten waarde hoger is dan de
gewenste waarde zal de uitgestuurde frequentie verhoogd worden. Wanneer de gemeten
waarde lager is dan de gewenste waarde zal de uitgestuurde frequentie verlaagd worden.
Let op: Setpoint = 100 - F001.
b.v. gewenst setpoint 40% dan dient F001 op 60% te worden ingesteld.
Voorbeelden normale PID regeling :
-
Hydrofoor (drukregeling), waarbij de sensor achter de pomp zit. Hoe sneller de
pomp draait hoe hoger de druk wordt.
-
HVAC drukregeling, waarbij de sensor achter de ventilator zit. Hoe sneller de
ventilatordraait hoe hoger de druk wordt.
-
Niveau regeling van een tank. De pomp vult de tank. Het niveau stijgt wanneer de
pomp gaat draaien.
Voorbeelden geïnverteerde PID regeling :
-
Compressor regeling. Drukt zakt wanneer de compressor sneller gaat draaien.
-
Temperatuur regeling. De temperatuur zakt wanneer de ventilator sneller gaat
draaien.
-
Niveau regeling van een tank. De pomp trekt de tank leeg. Het niveau daalt wanneer
de pomp gaat draaien.
Copyright Hiflex Automatiseringstechniek B.V. © 2014
58
A004