Het noodstopcircuit kan worden geactiveerd door de middelste dipswitch (zie
onderstaande afbeelding) op ON te zetten. Na het omzetten van de dipswitch worden
automatisch de functies GS1 en GS2 aan de ingangsklemmen 3 en 4 toegekend. Om de
uitgangsfunctie EDM (melding noodstop actief) toe te wijzen, moet de meest rechtse
dipswitch op ON worden gezet. De EDM-uitgang wordt vervolgens automatisch
toegewezen aan de intelligente uitgangsklem 11. Bij het terugzetten van de dipswitches
worden de oude functies van de in- en uitgangen niet automatisch toegekend. Ze krijgen
nu geen functie (=255). Dit moet voor de ingangen handmatig via de parameters C003
(=02) en C004 (=03) worden ingesteld. De uitgang 11 kan de functie "RUN" terugkrijgen
door C021 weer op de waarde 00 in te stellen.
Onderbreken van de stroom naar GS1 of GS2, bijvoorbeeld door het verwijderen van de
koppeling tussen GS1 of GS2 en PLC, schakelt de uitgangstrap uit. De stroomtoevoer naar
de motor wordt afgesneden door de uitgangstrap op een veilige manier uit te schakelen.
De EDM-uitgang wordt hoog wanneer de ingangen GS1 en GS2 laag zijn.
Gebruik altijd beide ingangen om de aandrijving uit te schakelen. De EDM-uitgang geleidt
als beide circuits GS1 en GS2 goed werken. Als om enige reden slechts één kanaal geopend
is, wordt de uitgang naar de aandrijving gestopt maar wordt de EDM-uitgang niet
geactiveerd. Controleer in dat geval de bedrading van de ingangen GS1 en GS2.
Wanneer de noodstopfunctie (STO ingangen) gebruikt wordt, moet de WJ200 altijd
aansloten worden op een gecertificeerd veiligheidsrelais waarbij u het EDM-
uitgangssignaal gebruikt om beide veiligheidsingangen GS1 en GS2 te bevestigen.
Copyright Hiflex Automatiseringstechniek B.V. © 2014
14