Het maken van continu-opnamen verloopt traag.
Geheugenkaart werkt niet
optimaal.
Schrijven van beelden naar geheugenkaart verloopt traag.
De geheugenkaart is in een
ander apparaat geformatteerd.
Lens wordt niet ingetrokken.
Het klepje van de
geheugenkaartsleuf of het
klepje van de batterijhouder is
geopend terwijl de camera is
ingeschakeld.
Er worden intervalopnamen
gemaakt.
De modus is overgeschakeld
van opname- naar
weergavemodus.
Als u de prestaties tijdens het maken van continu-
opnamen wilt verbeteren, wordt u aangeraden de
geheugenkaart in de camera te formatteren nadat
u alle beelden van de kaart op de computer hebt
opgeslagen
(p.
35).
Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is
geformatteerd
(p.
35).
Sluit het klepje van de geheugenkaartsleuf of de
batterijhouder, schakel de camera in en
vervolgens weer uit (Verkorte
gebruikershandleiding p. 1).
De lens wordt automatisch ingetrokken wanneer
het opgegeven aantal beelden is gemaakt.
De lens wordt in dit geval niet ingetrokken. Draai
de functieknop weer naar links, zodat de lens
wordt ingetrokken.
125