Zorg ervoor dat u niet met de camera tegen voorwerpen stoot of
deze anderszins blootstelt aan schokken wanneer u de camera
vasthoudt of aan de riem draagt.
Als u dit wel doet, leidt dit mogelijk tot letsel of beschadiging van de
camera.
Bewaar de apparatuur niet op vochtige of stoffige plaatsen.
Zorg ervoor dat de aansluitpunten of de stekker van de lader
niet in contact komen met metalen voorwerpen (zoals spelden
of sleutels) of vuil.
Dergelijke omstandigheden kunnen leiden tot brand, elektrische
schokken of andere schade.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op plaatsen die
aan fel zonlicht of hoge temperaturen blootstaan, zoals het
dashboard of de kofferruimte van een auto.
Gebruik de camera niet op een manier die de geschatte capaciteit
van de stroomvoorziening of de bijbehorende bedrading
overschrijdt. Gebruik de lader niet als het netsnoer of de stekker
beschadigd is of als de stekker niet goed in het stopcontact zit.
Gebruik de apparatuur niet op locaties waar de ventilatie
slecht is.
De bovenstaande situaties kunnen leiden tot lekkage, oververhitting of
explosies, wat brand, brandwonden of ander letsel kan veroorzaken.
Hoge temperaturen kunnen tevens de behuizing vervormen.
Haal de batterij uit de camera of uit de batterijlader en berg de
apparatuur op een veilige plaats op als u de camera langere
tijd niet gebruikt.
Als u de camera gedurende een lange periode opslaat met de
batterijen erin, kunnen de batterijen gaan lekken en kan de camera
beschadigd raken.
10
Voorzichtig
Apparatuur