C.10
S
PECIFICATIES
Etiketten
NB:
• Gebruik alleen etiketten die zijn aanbevolen voor lasterprinters
om te vermijden dat de printer wordt beschadigd.
• Gebruik voor het afdrukken van etiketten altijd de
multifunctionele papierlade en gebruik altijd de achterste
uitvoerlade om ernstige papierstoringen te vermijden.
• Druk nooit meer dan één keer af op hetzelfde vel etiketten, en
druk nooit af op een gedeeltelijk vel etiketten.
Houd rekening met de kwaliteit van elke component wanneer u
etiketten kiest:
• Kleefstoffen: Het klevende materiaal moet stabiel zijn op
200 °C, de smelttemperatuur van de printer.
• Schikking: gebruik alleen vellen waarvan nog geen etiketten
zijn verwijderd. Etiketten kunnen loskomen van de vellen
zodat een ruimte ontstaat tussen de etiketten, wat ernstige
papierstoringen kan veroorzaken.
• Ezelsoren: Alvorens af te drukken, moeten de etiketten vlak
liggen en niet meer dan 13 mm uitsteken.
• Toestand: Gebruik geen etiketten met kreuken, bellen of
andere toestanden die erop wijzen dat de etiketten loskomen.
Zie "Afdrukken op etiketten" op pagina 3.17 voor meer
informatie.
Transparanten
Transparanten die in de printer worden gebruikt, moeten
bestand zijn tegen een temperatuur van 170 °C, de
smelttemperatuur van de printer.
O
: Gebruik alleen transparanten die aanbevolen zijn
PMERKING
voor gebruik in laserprinters om schade aan de printer te
voorkomen.
Raadpleeg "Afdrukken op transparanten" op pagina 3.19 voor
meer informatie.