Richtlijnen voor het gebruik van papier
Voor het beste resultaat gebruikt u conventioneel papier van
75 g/m
. Controleer of het papier van goede kwaliteit is en geen
2
scheuren, vlekken, stof, kreukels, vouwen of omgekrulde
randen bevat.
Als u niet zeker weet welk type papier u hebt geplaatst (b.v.
bankpost of gerecycled papier), controleert u het etiket op de
verpakking.
De volgende problemen kunnen aanleiding geven tot afwijkende
afdrukkwaliteit, papierstoringen of zelfs beschadiging van de
printer.
Verschijnsel
Slechte
afdrukkwaliteit of
toneraanhechting,
problemen met
toevoer
Toner hecht niet
overal; vastlopen,
omkrullen van het
papier
Afdrukken met
grijze achtergrond,
slijtage van de
printer
Het papier krult
wanneer het wordt
ingevoerd
Papier loopt vast,
printer beschadigd
Problemen met
invoeren
NB:
• Gebruik geen papier met briefhoofd dat bedrukt is met
lagetemperatuurinkten, zoals deze die worden gebruikt bij
bepaalde soorten thermografie.
• Gebruik geen briefpapier met reliëf.
• De printer gebruikt hitte en druk om de toner aan het papier te
hechten. Controleer vooraf of de inkt van gekleurd papier of
voorbedrukte formulieren bestand is tegen een
fixeertemperatuur van 205 °C gedurende 0,1 seconde.
Probleem met
papier
Te vochtig, te ruw,
te glad of papier
met reliëf, slechte
partij
Papier niet goed
opgeslagen
Te zwaar papier
Te vochtig of
papiervezel niet
geschikt (verkeerde
richting of te kort)
Het papier bevat
uitsnijdingen of
perforaties
Ongelijke randen
Oplossing
Gebruik een ander
type papier, tussen
100 en 250 Sheffield,
met een vochtgehalte
tussen 4 en 5%.
Bewaar papier
horizontaal in zijn
vochtbestendige
verpakking.
Gebruik lichter
papier, open de
achterste uitvoerlade.
• Open de achterste
uitvoerlade.
• Gebruik papier met
lange vezels.
Gebruik geen papier
met vensters of
perforaties.
Gebruik papier van
goede kwaliteit.
S
C.5
PECIFICATIES
C